19441 |
roestplek |
roesselplek:
rosselplak (P188p Hoepertingen)
|
roestplek [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
19410 |
roet |
kruis:
kroͅu̯s (P188p Hoepertingen),
roet:
rūt (P188p Hoepertingen)
|
rookzwart onderaan een ketel [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
32976 |
rogge |
koren:
[koren] (P188p Hoepertingen)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20760 |
roggebrood |
roggebrood:
ruəggebrood (P188p Hoepertingen),
rəgəbraad (P188p Hoepertingen)
|
roggebrood [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
18284 |
rok: algemeen |
rok:
rok (P188p Hoepertingen)
|
Hoe noemt U in het algemeen een rok? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
29077 |
roksplit |
split:
splet (P188p Hoepertingen)
|
Split in de rok. [N 62, 41a]
II-7
|
18426 |
roksplit [wld ii.7, p.87] |
split:
split (P188p Hoepertingen)
|
Hoe noemt U: een split in de rok [N 62 (1973)]
III-1-3
|
26430 |
rol |
arm:
ɛrǝm (P188p Hoepertingen)
|
De rol waaraan in het luiwerk van een watermolen het koord of de ketting is bevestigd waarmee de zakken worden opgetrokken en afgelaten. Zie ook afb. 76. De rol is in functie vergelijkbaar met de luias in windmolens. Zie ook het lemma ɛluiasɛ. De wel (Q 241) heeft de vorm van de pletrol zoals die wordt gebruikt om aardkluiten van geploegd land te breken (vgl. WLD I.1.2, pag 165).' [Jan 230; Coe 207; Grof 234; N O, 25g; A 42A, 45]
II-3
|
26634 |
rol van de haverpletter |
rol:
(mv)
rǫlǝ (P188p Hoepertingen)
|
De (stalen) rol waarmee de haver in de haverpletter werd geplet. In een haverpletter bevonden zich twee van dergelijke rollen. In Q 95 was een van de twee rollen glad, de ander had kerven. De rol met kerven noemde men in Q 88 geriffeld (gǝrefǝlt). [Vds 238; Jan 248; Coe 224; Grof 252]
II-3
|
32834 |
rollen |
bet vollen wellen:
bǝ vǫlǝ [wellen] (P188p Hoepertingen),
wellen:
wɛlǝ (P188p Hoepertingen)
|
Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|