e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spat spat: spat (Hoepertingen) Er zijn verschillende soorten spat. Een beenwoekering aan de voorknie, soms ter grootte van een vuist, noemt men voorkniespat, een harde verdikking aan de onder- of binnenzijde van het spronggewricht spat. De ziekte is ongeneeslijk en veroorzaakt veelal kreupelheid. Zie ook het lemma ''bolspat'' (7.27). Zie afbeelding 19. [A 48A, 54f; N 8, 90d, 90f, 90g en 90j] I-9
spatader gebroken ader: gebruKə uwərə (Hoepertingen) spatader (uitpuilende ader aan been, Fr. varice) [ZND 07 (1924)] III-1-2
speeksel spuw: spow (Hoepertingen) speeksel [ZND 07 (1924)] III-1-1
speeksel uitspuwen spuwen: spo.ə (Hoepertingen) (speeksel uit)spuwen [RND] III-1-1
speelkaart kaart: en koht (Hoepertingen), kōͅt (Hoepertingen) Een kaart. [ZND A1 (1940sq)] || kaart [GTRP (1980-1995)] III-3-2
speelman, klapspaan mannetje: mɛnǝkǝ (Hoepertingen) Aan het staakijzer bevestigde houten of ijzeren lat of van armen voorziene ijzeren kop waarmee het schoen in schuddende beweging wordt gehouden. In P 55 had de as vier vlakke kanten. In P 58 en Q 83 waren er respectievelijk vier tappen (tapǝ) en vier tanden (tān) of knotsen (knotsǝ) aan de kop bevestigd (Vanderspickken, pag. 112). De wippelaar uit Q 9 bestond uit hout met leer ertegen. [N O, 14n; A 42A, 18; N D, 32; Vds 150; Jan 157; Coe 138; Grof 159] II-3
speen tet: tet (Hoepertingen) speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 115 (2003)] III-2-2
speen van de koe deem: døm (Hoepertingen), dø̄m (Hoepertingen), dø̄ǝm (Hoepertingen), dɛm (Hoepertingen), tet: tɛt (Hoepertingen) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Hoepertingen, ... ) spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
spel (alg.) spel: e spEhl (Hoepertingen) spel [GTRP (1980-1995)] III-3-2