e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

Gevonden: 3596
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloedluis bloedluis: bloətlou̯əs (Hoepertingen) bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)] III-4-2
bloedwei wei: wei (Hoepertingen) Waterachtig vocht van het bloed (water, wee/wei) [N 106 (2001)] III-1-1
bloedworst bloedpens: bloedpens (Hoepertingen), blui̯tpɛ̄.ns (Hoepertingen) bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] III-2-3
bloedzuiger bloedzuiker: blutzo:kər (Hoepertingen), echel: ɛxəl (Hoepertingen) bloedzuiger [ZND 01 (1922)] || bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)] III-4-2
bloei bloei: blø̄ǝ (Hoepertingen) Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.] I-4
bloeien bloeien: bløi̯ǝ (Hoepertingen), blø̜̄ǝ (Hoepertingen) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] I-4
bloem bloem: blum (Hoepertingen), boulté: `bu.ltij (Hoepertingen) Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] II-3
bloem (alg.) bloem: blumə (Hoepertingen) bloemen [RND] III-4-3
bloemknop bot: bot (Hoepertingen, ... ), knop: knop (Hoepertingen, ... ) bot, knop [ZND 34 (1940)] || knop [ZND 34 (1940)] III-4-3
bloemkool bloemkool: blumki(pl)l (Hoepertingen), blumkøi̯l (Hoepertingen) bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3