e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suikertante suikertante: sukkertante (Hoepertingen) Een ongetrouwde tante, waar bijgevolg van geërfd zou kunnen worden (suikertante, suikeren tante) [N 115 (2003)] III-2-2
suisse suisse (fr.): swis (Hoepertingen) De ordebewaarder in de kerk, de suisse [kerkgendarme, kèrksjanderm, tseijes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
suizen van de oren tuiten: toete (Hoepertingen) Suizen van de oren (soezen, toeten, tuiten, fluiten, ruisen). [N 109 (2001)] III-1-1
sukkelen sukkelen: sukkele (Hoepertingen) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (sukkelen, krenkelen, kwakkelen, op de sukkelbaan zijn). [N 107 (2001)] III-1-2
syfilis syfilis: syfilis (Hoepertingen) Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte, syfilis). [N 107 (2001)] III-1-2
taats van het staakijzer punt: pønt (Hoepertingen) Het onderste, pinvormige gedeelte van het staakijzer dat draait in een pan die ingewerkt is in een op een ijzeren balk gemonteerd stalen blok. [Vds 103; Jan 141; Coe 124; Grof 147; A 42A, 24] II-3
taatspot van het staakijzer kussen: kø̜sǝ (Hoepertingen), pan: pan (Hoepertingen) De in een stalen blok ingewerkte pot of pan die in watermolens dient als lager van het staakijzer. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛtaatspot van de kleine spilɛ. In de watermolen van P 51 gebruikt men een arduinsteen of kasseisteen als lager. Het woordtype kogellager (l 368, P 55) is specifiek van toepassing op een met stalen kogeltjes gevulde bus waarin het staakijzer draait.' [Vds 104; Jan 142; Coe 125; Grof 148; A 42A, 25; N O, 16g] II-3
tabak toebak: das steͅrken tubak (Hoepertingen) dat is sterke tabak [ZND 07 (1924)] III-2-3
tabak snuiven snuif nemen: snuf ne:jmə (Hoepertingen), snuiven: e.a. opgaven  snu‧fə (Hoepertingen) snuifje nemen [ZND 07 (1924)] || tabak snuiven [ZND 07 (1924)] III-2-3
tabernakel tabernakel (<lat.): tabernakel (Hoepertingen, ... ) Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)] III-3-3