e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
teelballen, testes bollen: bøl (Hoepertingen) [JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38] I-9
teellid schacht: sxā.x (Hoepertingen) Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b] I-9
teelzak bors: bǭ.s (Hoepertingen) [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a, 37b en 38] I-9
teen teen: tejən (Hoepertingen) een teen [ZND A2 (1940sq)] III-1-1
tegelijkertijd galopperen en draven hondsdraf: hǫnsdraf (Hoepertingen  [(onregelmatige stap)]  ) Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e] I-9
tegen de bal schoppen sjotten: sjotte (Hoepertingen), sjotten (Hoepertingen), stampen: stampe (Hoepertingen), stampen (Hoepertingen) Hoe heet iets met een voetbeweging verwijderen in het voetbalspel om de bal in een richting te jagen: de bal ... [ZND 42 (1943)] III-3-2
telen, verbouwen kweken: kwīkǝ (Hoepertingen), zetten: zetǝ (Hoepertingen) Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.] I-4
ten offer gaan ten offer gaan: ten offer goan (Hoepertingen) De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)] III-3-3
tepel dem: døm (Hoepertingen, ... ), tet: tɛt (Hoepertingen) [L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40] I-12, I-9
tepel van een geit dem: døm (Hoepertingen) [L 49, 6c; A 30, 6c; Ge 1, 6c; monogr.] I-12