34295 |
tuiertouw, tuierketting |
tuierkettel:
tøi̯ǝrkɛtǝl (P188p Hoepertingen)
|
Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b]
I-11
|
34292 |
tuiertuig |
tuiergetuig:
tø̄ǝrgǝtēx (P188p Hoepertingen)
|
Het tuiergereedschap in het algemeen. [N 3A, 14h]
I-11
|
19772 |
tuin |
hof:
uu̯əf (P188p Hoepertingen),
uəf (P188p Hoepertingen),
warmoeshof:
wɛrməstoͅf (P188p Hoepertingen)
|
hof [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
33542 |
tuinkervel |
kelver:
keləvər (P188p Hoepertingen),
kervel:
kervel (P188p Hoepertingen)
|
[Goossens 1b (1960)]kervel [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
bau̯mkwikər (P188p Hoepertingen)
|
[RND 08]
I-7
|
18710 |
tuinwant |
doornhaas:
djōͅən hāstə (P188p Hoepertingen)
|
wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19512 |
tuit |
tuitel:
tøtəl (P188p Hoepertingen)
|
tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25971 |
turbinemolen |
turbine:
tørbin (P188p Hoepertingen)
|
Molen waarvan het molenrad hetzij in het molengebouw zelf, hetzij in een ijzeren of betonnen constructie in de beek horizontaal geheel onder water ligt. Zie ook afb. 11. Het molenrad wordt in gang gezet door er water op te laten stromen, hetgeen bij het eerste type gebeurt door een voor een gat in de muur van het gebouw geplaatste sluis open te trekken. Bij het tweede type is de betonnen of ijzeren constructie voorzien van schoepen die als jalouzieën werken. De molenaar kan ze meer of minder openen, dus meer of minder water binnenlaten, en zo het rad sneller of langzamer laten draaien (Coenen, pag. 20). [Jan 5; Coe 5; Grof 16]
II-3
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
het kwartier luiden:
⁄t kartier luit (P188p Hoepertingen),
inluiden:
einluije veur de mes (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen,
P188p Hoepertingen),
inluien (P188p Hoepertingen),
steeds met 2 klokken
einluije veur de mès (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
voor de tweede keer luiden:
vər de twide ker (P188p Hoepertingen)
|
De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] || Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)] || Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
20427 |
tweeling |
kweeling:
kjuleng (P188p Hoepertingen),
kjuling? (P188p Hoepertingen),
cf. Tongers Wb. s.v. "kwieleng"1. tweeling; Et. kw uit tw; cf. GrGr p. 62 no. 123, opmerking 1. kjaaleng > tjaaleng > twerling
kjoling? (P188p Hoepertingen)
|
tweeling [ZND 08 (1925)], [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|