25160 |
winderig weer |
een hele wind:
nən huələ weint (P188p Hoepertingen)
|
winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25958 |
windmolen |
windmolen:
wɛjn[molen] (P188p Hoepertingen)
|
Een molen die door de wind wordt aangedreven. De windmolen kan worden onderverdeeld in twee belangrijke hoofdgroepen: de standerdmolen en de Hollandse molen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Sche 2; Grof 2; monogr.; N D add.]
II-3
|
33832 |
windzuiger |
windschepper:
węi̯.ntsxø̜pǝr (P188p Hoepertingen)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
21782 |
winkel |
winkel:
die hielt doa winkel (P188p Hoepertingen)
|
winkel drijven [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21778 |
winkel drijven |
winkel houden:
die hielt doa winkel (P188p Hoepertingen)
|
winkel drijven [N 102 (1998)]
III-3-1
|
18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
weŋkelhūwk (P188p Hoepertingen),
winkelhoak (P188p Hoepertingen),
winkelhuwk (P188p Hoepertingen)
|
Hoe zegt U: een hoekvormige scheur (winkelhaak?)? [N 62 (1973)] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || Winkelhaak. Een rechthoekige scheur in een kledingstuk. [N 114 (2002)]
II-7, III-1-3
|
21566 |
winkelkorf |
kalebas:
kalbaas (P188p Hoepertingen),
korf:
eene kuiref (P188p Hoepertingen),
korf (P188p Hoepertingen)
|
Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
22770 |
winnen |
winnen:
(w)Ene (P188p Hoepertingen),
wenne (P188p Hoepertingen),
wennen (P188p Hoepertingen),
weənne (P188p Hoepertingen),
puntje onder de e
wenə (P188p Hoepertingen)
|
III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)] || winnen [GTRP (1980-1995)] || Winnen. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
18676 |
winterkleren |
winterkleren:
weͅntərkleər (P188p Hoepertingen)
|
winterkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24279 |
winterkoninkje |
koninkje:
keuninkske (P188p Hoepertingen),
winterkoninkje:
wijnterkuiningske (P188p Hoepertingen)
|
winterkoninkje [ZND 34 (1940)]
III-4-1
|