23686 |
de missie preken |
missie (<fr.) preken:
missie prèke (P188p Hoepertingen)
|
De missie preken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23694 |
de portiuncula-aflaat verdienen |
portiunculen:
petjoenkele (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
De kerk in- en uitgaan bij het bidden van de toties-qoties-aflaat. Dat kon men doen: a)op het Portiuncula-feest, b)op het feest van O.L. Vrouw van de Rozenkrans (7 oktober) en c)in de namiddag en avond van Allerheiligen en op de dag van Allerzielen. [pars [N 96B (1989)] || De portiuncula-aflaat, die verdiend kon worden op het Portiunculafeest op 2 augustus [portsiónkela-ablas?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23723 |
de rozenkrans bidden bij een overledene |
hoorbeden:
oerbeèje (P188p Hoepertingen)
|
De Rozenkrans (= 3 Rozenhoedjes) bidden bij een overledene. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34273 |
de stal uitmesten |
schoonmaken:
sxou̯nmǭ.kǝ (P188p Hoepertingen)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
22706 |
de vier zijden van een bikkelbeentje |
kuiltje:
køͅləkə (P188p Hoepertingen),
pensje:
peͅnskə (P188p Hoepertingen)
|
De vier zijden van zon beentje. [N R (1968)]
III-3-2
|
19640 |
de was blauwen |
blauwselen:
blou̯sələ (P188p Hoepertingen)
|
blauwen [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
bleeken (P188p Hoepertingen)
|
de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
19440 |
de was mangelen |
mangelen:
maŋələ (P188p Hoepertingen)
|
mangelen [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
19643 |
de was stijfselen |
stijven:
stɛi̯və (P188p Hoepertingen)
|
een hemd stijven [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
drijven:
drē̜ǝ.vǝ (P188p Hoepertingen),
na(ar) de beer gaan:
no dǝ bei̯ǝr gon (P188p Hoepertingen)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|