24313 |
engerling, larve van de meikever |
larve:
lerve (P188p Hoepertingen),
made:
maoə (P188p Hoepertingen)
|
engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
zənən ɛjnkəl owtɛjn vallə (P188p Hoepertingen),
ɛjnkəl (P188p Hoepertingen)
|
enkel [ZND 01 (1922)] || zijn enkel stuk stoten [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
33605 |
enten |
griffelen:
grefələ (P188p Hoepertingen),
gruffelen:
greͅfələ (P188p Hoepertingen),
inhotten:
einhotten (P188p Hoepertingen)
|
[RND 08] [ZND 34 (1940)]
I-7
|
34047 |
enter |
jaarling:
jyǝrleŋk (P188p Hoepertingen)
|
Rund dat één jaar oud is. [N C, 9d; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20]
I-11
|
28827 |
entre-deux |
entre-deux:
entre-deux (P188p Hoepertingen),
tussenstuk:
tøšǝstȳk (P188p Hoepertingen)
|
Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5]
II-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
`n amvelop (P188p Hoepertingen),
emvelot (P188p Hoepertingen),
envelop (P188p Hoepertingen)
|
een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)]
III-3-1
|
17985 |
epidemie |
epidemie:
epidemis (P188p Hoepertingen)
|
Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie, besmettelijke ziekte). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
23608 |
epistel |
eerste lezing:
joste lezing (P188p Hoepertingen)
|
De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33610 |
erf |
mesthof:
meͅi̯stoͅf (P188p Hoepertingen)
|
I-7
|
33641 |
erf en omliggende landerijen |
geleg:
gǝliǝx (P188p Hoepertingen)
|
De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23]
I-8
|