25078 |
gelijken (op) |
gelijken:
geleəke (P188p Hoepertingen),
gelijəken (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
gelijken [ZND 25 (1941)]
III-4-4
|
22334 |
gelijkspelen |
boef spelen:
boef spelen (P188p Hoepertingen)
|
quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
23206 |
geloof |
geloof:
gəlu:f (P188p Hoepertingen)
|
Geloof. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
23207 |
geloven |
geloven:
geleuven (P188p Hoepertingen),
geluive (P188p Hoepertingen),
gəløjvə (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
Geloven. [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
26287 |
geluid maken, gezegd van de kammen |
een slag geven:
nǝ slǭx ˲gēǝvǝ (P188p Hoepertingen)
|
Het geluid van de kammen van het aswiel bij het malen. Afhankelijk van het al dan niet goed functioneren van het gangwerk hoort men een aangenaam of een onaangenaam geluid. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer de kammen niet op de juiste steek zijn gezet. [N O, 11p; Vds 95; Jan 114; Coe 89; Grof 112]
II-3
|
19099 |
geluk |
geluk:
gəløk (P188p Hoepertingen)
|
een geluk [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
gelukkige pin:
een gelökkəge pin (P188p Hoepertingen),
gelukzak:
gelukzak (P188p Hoepertingen)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
gemak:
ook ZND 23, 076
gemawk (P188p Hoepertingen)
|
gemak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 77
gəmɛkələk (P188p Hoepertingen)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastelavondman:
vastelaovendman (P188p Hoepertingen),
vastəlujvətmān (P188p Hoepertingen)
|
Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)] || Maskeraad (gemaskerd persoon). [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|