20345 |
grootouders |
grootouders:
gròtaas (P188p Hoepertingen)
|
grootouders [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
25007 |
grootte |
grootte:
grədə (P188p Hoepertingen)
|
grootte [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
20288 |
grootvader |
bon-pa:
hogere stand
bonpa (P188p Hoepertingen),
grand-pa:
deftig
granpa (P188p Hoepertingen),
kindertaal
grandpa (P188p Hoepertingen),
grootpa:
grautpa (P188p Hoepertingen),
groatpøa (P188p Hoepertingen),
grootvader:
zelden gebruikt
graotvôor (P188p Hoepertingen),
pa:
meestal gebruikt
pa (P188p Hoepertingen),
peetje:
verouderd
peekə (P188p Hoepertingen)
|
grootvader [ZND 11 (1925)], [ZND 35 (1941)] || grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
33317 |
grote boerderij |
geleg:
gǝlēǝx (P188p Hoepertingen)
|
Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop:
ps. of toch omspellen volgens IPA: [hØp]?
ho:p (P188p Hoepertingen),
ps. omgespeld volgens IPA.
høͅjp (P188p Hoepertingen),
vracht:
vrā.x (P188p Hoepertingen)
|
hoop [ZND 01 (1922)] || onbepaalde grote hoeveelheid (vracht) [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
23543 |
grote hostie |
grote hostie (<lat.):
grote hostie (P188p Hoepertingen)
|
De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22504 |
grote knikker |
kadester:
kədeͅstər (P188p Hoepertingen)
|
Een grote knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote schoonmaak:
grote schoanmoak (P188p Hoepertingen)
|
Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)]
III-2-1
|
22675 |
grote trom |
grosse caisse (fr.):
grosse caisse (P188p Hoepertingen)
|
een grote trom [trombol] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
32626 |
guano |
guano:
guano (P188p Hoepertingen)
|
Guano is een poedervormige meststof, vervaardigd van uitwerpselen, veren en kadaverresten van zeevogels, waarvan zich in de loop van de tijd dikke lagen hebben gevormd op onbewoonde eilanden en klippen met name aan de westkust van Zuid-Amerika (Peru, Chili). Blijkens een aantal opgaven werd guano beschouwd als de oudste of eerst bekende kunstmest of was hij de voorloper daarvan, die vooral vóór de eerste W.O. gebruikt werd. Toen de echte kunstmest zijn intrede had gedaan, werd deze aanvankelijk nog vaak guano genoemd. Met guano, die voornamelijk werd aangewend om pootaardappelen te bemesten, ging men zuinig om: met een oude eetlepel of iets dergelijks werd in ieder pootgat een kleine hoeveelheid van deze meststof op of bij de aardappel gelegd. Volgens de meeste opgaven was guano een stikstofhoudende meststof, volgens enkele andere bevatte hij ook kali en fosforzuur, terwijl hij eenmaal met thomasslakken wordt vergeleken of als zwarte meststof wordt omschreven. Mogelijk werd deze originele vogelmest in het begin van de kunstmestperiode synthetisch nagemaakt en als guano of onder een daarop gelijkende handelsnaam in de handel gebracht. [N P, 8; N 11A, 62a]
I-1
|