e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ellendig ellendig: ellendich (Hoeselt) ellende lijdend [katijvig, ellendig] [N 85 (1981)] III-1-4
els els: jèlz (Hoeselt) els III-4-3
emmer tob: tob (Hoeselt), toͅp (Hoeselt, ... ) emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] III-2-1
endeldarm naarsdarm: nwosderm (Hoeselt) Endeldarm (aarsdarm, gatdarm, kakdarm, einddarm). [N 109 (2001)] III-1-1
engel engel: èngël (Hoeselt) Een engel [ingel, èngel]. [N 96D (1989)] III-3-3
engel des heren engel des heren: dən èngəl des hérə (Hoeselt) Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)] III-3-3
engelbewaarder engelbewaarder: èngëlbëwôordër (Hoeselt) Een beschermengel, bewaarengel, engelbewaarder, schutsengel. [N 96D (1989)] III-3-3
engelenmis engelenmis: engëlëmès (Hoeselt) Een Engelenmis, een lijkdienst voor een kind dat jonger is dan zeven jaar en de eerste H. Communie nog niet heeft gedaan. [N 96D (1989)] III-3-3
engerling, larve van de meikever made van de ronkkever: moͅi̯ van dɛ roͅnkēͅvər (Hoeselt) engerling, larve van de meikever die aan gras- en plantenwortels vreet [N 26 (1964)] III-4-2
enig kind enig kind: enich kénd (Hoeselt), kind alleen: ként alleen (Hoeselt), ponnetje: pónëkë (Hoeselt) een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeks-jong] [N 115 (2003)] || een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)] III-2-2