19288 |
flikflooien |
filou-en (< fr.):
ook materiaal znd 23, 55
filoeën (Q077p Hoeselt),
fletsen:
ook materiaal znd 23, 55
fletsen (Q077p Hoeselt),
mouwstrijken:
ook materiaal znd 23, 55
mauwstrijken (Q077p Hoeselt),
mouwvegen:
ook materiaal znd 23, 55
mauwvège (Q077p Hoeselt)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18912 |
flink; flinke persoon |
couragieuze, een -:
koerezjöze (Q077p Hoeselt)
|
geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
flaum (Q077p Hoeselt),
fluim (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
fluim [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
fluimen spijen:
fluime spijen (Q077p Hoeselt)
|
Fluimen uitspuwen (tuffen, kwalsteren, klarken, kaatsjen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) broek:
een floere broek (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
ein floere broek (Q077p Hoeselt)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
kweekmeer:
kwēkmęr (Q077p Hoeselt),
veulensmeer:
vi̯ø.lǝsmē̜r (Q077p Hoeselt)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
beggelzoog:
bɛgǝlzō.x (Q077p Hoeselt),
kweekzoog:
kwēksōx (Q077p Hoeselt)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
fonkelen:
fonkĕle (Q077p Hoeselt)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34119 |
forsgebouwde koe |
zware koe:
zwǭr ku (Q077p Hoeselt)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
22880 |
fout in voetbal |
fool (<eng.):
fool (Q077p Hoeselt)
|
Fout tegen tegenspeler.
III-3-2
|