32883 |
grasmaaimachine |
maaimachine:
mɛ̄mǝšīn (Q077p Hoeselt),
mɛ̄mǝšīǝn (Q077p Hoeselt)
|
Het door één of twee paarden getrokken tweewielig werktuig uit het begin van de mechanisatie om gras te maaien. Zie afbeelding 6. [N J, 1a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-3
|
19460 |
grasveld, bleekveld |
bleek:
bleek (Q077p Hoeselt)
|
het grasveld waarop men wasgoed te bleken legt [bleek, dries, groes] [N 90 (1982)]
III-2-1
|
33673 |
graszode |
groes:
grūs (Q077p Hoeselt),
grūze (Q077p Hoeselt)
|
Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.]
I-8
|
33490 |
grauwe renet |
grijsje:
grèskës (Q077p Hoeselt)
|
appelsoort: renet
I-7
|
24162 |
grauwe vliegenvanger |
vliegenvanger:
vliegëvènger (Q077p Hoeselt)
|
vliegenvanger
III-4-1
|
17886 |
graven |
graven:
grove (Q077p Hoeselt),
grōāve (Q077p Hoeselt),
grôven (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
graven [ZND 25 (1937)] || Graven: met een spade of ander gereedschap in de grond delven (graven, spitten, spaden, paleien). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23480 |
graven (mv.) |
graven:
grōāver (Q077p Hoeselt),
grôovër (Q077p Hoeselt)
|
De graven meervoud [graaf, graver, jraver, grèèver?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34210 |
grazen |
grazen:
grǭzǝ (Q077p Hoeselt),
lopen:
lōpǝn (Q077p Hoeselt)
|
Zie afbeelding 8. [N 3A, 10; monogr.]
I-11
|
26506 |
greinstok |
regelaar:
rēgǝler (Q077p Hoeselt),
stek:
stɛk (Q077p Hoeselt)
|
Stok met groeven, aan het schoen bevestigd om dat te kunnen verstellen en zo de graantoevoer te kunnen regelen. [N O, 19m; Vds 151; Jan 158; Coe 139; Grof 160; N O, 14n]
II-3
|
21735 |
grens |
grens:
grens (Q077p Hoeselt)
|
de lijn die het gebied van een staat aangeeft [grens, linie, reem] [N 90 (1982)]
III-3-1
|