e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grasmaaimachine maaimachine: mɛ̄mǝšīn (Hoeselt), mɛ̄mǝšīǝn (Hoeselt) Het door één of twee paarden getrokken tweewielig werktuig uit het begin van de mechanisatie om gras te maaien. Zie afbeelding 6. [N J, 1a; JG 1a, 1b; monogr.] I-3
grasveld, bleekveld bleek: bleek (Hoeselt) het grasveld waarop men wasgoed te bleken legt [bleek, dries, groes] [N 90 (1982)] III-2-1
graszode groes: grūs (Hoeselt), grūze (Hoeselt) Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.] I-8
grauwe renet grijsje: grèskës (Hoeselt) appelsoort: renet I-7
grauwe vliegenvanger vliegenvanger: vliegëvènger (Hoeselt) vliegenvanger III-4-1
graven graven: grove (Hoeselt), grōāve (Hoeselt), grôven (Hoeselt, ... ) graven [ZND 25 (1937)] || Graven: met een spade of ander gereedschap in de grond delven (graven, spitten, spaden, paleien). [N 84 (1981)] III-1-2
graven (mv.) graven: grōāver (Hoeselt), grôovër (Hoeselt) De graven meervoud [graaf, graver, jraver, grèèver?]. [N 96A (1989)] III-3-3
grazen grazen: grǭzǝ (Hoeselt), lopen: lōpǝn (Hoeselt) Zie afbeelding 8. [N 3A, 10; monogr.] I-11
greinstok regelaar: rēgǝler (Hoeselt), stek: stɛk (Hoeselt) Stok met groeven, aan het schoen bevestigd om dat te kunnen verstellen en zo de graantoevoer te kunnen regelen. [N O, 19m; Vds 151; Jan 158; Coe 139; Grof 160; N O, 14n] II-3
grens grens: grens (Hoeselt) de lijn die het gebied van een staat aangeeft [grens, linie, reem] [N 90 (1982)] III-3-1