e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gruwelijk ijselijk: ijsĕlek (Hoeselt) grote schrik opwekkend, afschuwwekkend [erg, gruwelijk, ijselijk] [N 85 (1981)] III-1-4
guit, schalk kwajongen: kooijongen (Hoeselt), niksnutter: niksneutter (Hoeselt) guit (grappenmaker) [ZND 01 (1922)] III-1-4
gulden gulden: ps. omgespeld volgens Frings.  gølə (Hoeselt) gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)] III-3-1
gulden mis gulden mis: gulde mès (Hoeselt), guldemis (Hoeselt) De mis op quatertemperwoensdag van de Advent, guldenmis, noodmis [julde maes]. [N 96C (1989)] III-3-3
gulp van een broek gaar: y(3)ojər (Hoeselt) gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)] III-1-3
gulzig gulzig: gulzich (Hoeselt) gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] III-2-3
gunnen gunnen: onne (Hoeselt), uithogen: ps. omgespeld volgens Frings.  ōͅu̯tgəhøx (Hoeselt) Ge moet hem dat geluk gunnen [ZND 24 (1937)] || ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)] III-1-4, III-3-1
guste koe kwee: kwē (Hoeselt), lege vaars: li̯ęx vi̯ǫs (Hoeselt) Jong rund dat maar niet voor de eerste keer drachtig te krijgen is. [N 3A, 24] I-11
guur, kil en schraal weer killig (weer): killich (Hoeselt), killich weèr  keləx wēͅr (Hoeselt), schraal (weer): sjrêl (Hoeselt), zuur (weer): zoer weer  zūr wēͅr (Hoeselt) huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)] III-4-4
haag haag: hǭx (Hoeselt) Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.] I-8