18872 |
gruwelijk |
ijselijk:
ijsĕlek (Q077p Hoeselt)
|
grote schrik opwekkend, afschuwwekkend [erg, gruwelijk, ijselijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19103 |
guit, schalk |
kwajongen:
kooijongen (Q077p Hoeselt),
niksnutter:
niksneutter (Q077p Hoeselt)
|
guit (grappenmaker) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21331 |
gulden |
gulden:
ps. omgespeld volgens Frings.
gølə (Q077p Hoeselt)
|
gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23267 |
gulden mis |
gulden mis:
gulde mès (Q077p Hoeselt),
guldemis (Q077p Hoeselt)
|
De mis op quatertemperwoensdag van de Advent, guldenmis, noodmis [julde maes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18541 |
gulp van een broek |
gaar:
y(3)ojər (Q077p Hoeselt)
|
gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20495 |
gulzig |
gulzig:
gulzich (Q077p Hoeselt)
|
gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19075 |
gunnen |
gunnen:
onne (Q077p Hoeselt),
uithogen:
ps. omgespeld volgens Frings.
ōͅu̯tgəhøx (Q077p Hoeselt)
|
Ge moet hem dat geluk gunnen [ZND 24 (1937)] || ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)]
III-1-4, III-3-1
|
34065 |
guste koe |
kwee:
kwē (Q077p Hoeselt),
lege vaars:
li̯ęx vi̯ǫs (Q077p Hoeselt)
|
Jong rund dat maar niet voor de eerste keer drachtig te krijgen is. [N 3A, 24]
I-11
|
25142 |
guur, kil en schraal weer |
killig (weer):
killich (Q077p Hoeselt),
killich weèr
keləx wēͅr (Q077p Hoeselt),
schraal (weer):
sjrêl (Q077p Hoeselt),
zuur (weer):
zoer weer
zūr wēͅr (Q077p Hoeselt)
|
huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
29733 |
haag |
haag:
hǭx (Q077p Hoeselt)
|
Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.]
I-8
|