20698 |
appelmoes |
prots:
prôets (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
pruts:
pruts (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
appelmoes || appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)] || appelspijs (ook van andere fruitsoorten dan appelmoes)
III-2-3
|
21119 |
appels van de boom schudden |
afschokkelen:
oafsjoeggele (Q077p Hoeselt)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20744 |
appeltaart |
appeltaart:
appëltôert (Q077p Hoeselt)
|
appeltaart
III-2-3
|
24119 |
appelvink |
appelvink:
appelvink (Q077p Hoeselt)
|
appelvink (18 grote snavel, kort staartje; grote vogel; zeer schuw; zeldzaam; vreet vruchtenpitten; roep [ptik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22450 |
aprilgek |
prilgek:
prilgek (Q077p Hoeselt)
|
de dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april) [N 112 (2006)]
III-3-2
|
24937 |
arduin, hardsteen |
blauwe steen:
blôë steen (Q077p Hoeselt)
|
hardsteen, harde, meest blauwgrijze kalksteen, gebruikt voor stolpen, hoekstenen enz [arduin] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25272 |
are, maat van 100 m2 |
are:
aar (Q077p Hoeselt)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 100 vierkante meter [are] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33100 |
aren lezen |
oogsten:
ōsǝ(n) (Q077p Hoeselt)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (Q077p Hoeselt)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
18239 |
armband |
bracelet (fr.):
brasselé (Q077p Hoeselt)
|
band- of ringvormig, gewoonlijk metalen sieraad dat om de arm of pols gedragen wordt [armband, bracelet] [N 86 (1981)]
III-1-3
|