18087 |
heupjicht |
geschot:
gesjwōt (Q077p Hoeselt),
gësjwot (Q077p Hoeselt),
jicht:
jèch (Q077p Hoeselt)
|
Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (geschot, steek(te), pleurijs). [N 84 (1981)] || Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (ischias, geschot, steek(te), pleurijs, flerecijn). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
berg:
berg (Q077p Hoeselt),
hoogte:
högsje (Q077p Hoeselt),
whon heugte (Q077p Hoeselt)
|
heuvel, natuurlijke verheffing van de aardbodem, lager dan een berg [bult] [N 81 (1980)] || hoogte, vlak stuk land dat hoger gelegen is dat het omliggende land [verhoogsel] [N 81 (1980)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|
25028 |
hevige slag |
wats:
watsj (Q077p Hoeselt)
|
een hevige slag [klawats, klavets, klavans] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18344 |
hielstuk van een schoen |
contrefort (fr.):
kontrefar (Q077p Hoeselt)
|
hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20329 |
hij aardt naar zijn vader |
het is krek de oude:
tees krek den aen (Q077p Hoeselt),
hij aardt naar zijn vader:
hee òt nòj zo voir (Q077p Hoeselt),
hij trekt op zijn vader:
hij trekt op z’n vaər (Q077p Hoeselt)
|
naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
18012 |
hijgen |
gijgen:
gijge (Q077p Hoeselt),
kuimen:
kø̜̄u̯mǝ (Q077p Hoeselt)
|
[JG 1a, 1b]Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)]
I-11, III-1-2
|
20481 |
hijgen naar adem, reutelen |
reutelen:
rötĕle (Q077p Hoeselt)
|
hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18029 |
hik |
hik:
hik (Q077p Hoeselt)
|
Hik (hikkepik, nikkop, nik). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
22777 |
hinkelblokje |
hinkblok:
henkblok (Q077p Hoeselt),
hènkblok (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
hinkschelver:
henkschelver (Q077p Hoeselt)
|
Hinkelblok. || Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
22774 |
hinkelen |
hinken:
henken (Q077p Hoeselt),
hènkë (Q077p Hoeselt),
/
hènkë (Q077p Hoeselt),
[Met afbeelding].
hènkë (Q077p Hoeselt)
|
Hinkelen. || hinkelspel || hinkspel/hinkelen [SND (2006)] || Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|