21622 |
honderd frank |
honderd frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
hoͅnət fraŋ (Q077p Hoeselt)
|
100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21043 |
honing |
honing:
hō.neŋ (Q077p Hoeselt)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
28675 |
honingpers |
honingspers:
hō.nǝŋspã.s (Q077p Hoeselt)
|
Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
hoofd:
də āuiərs oͅp zən h"t (Q077p Hoeselt),
kop:
de oire van z`ne kop (Q077p Hoeselt),
de ooiərə van zenə kòp (Q077p Hoeselt)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
kop wie een toren:
enne kop wij enne twōn (Q077p Hoeselt),
varkenskop:
verkeskop (Q077p Hoeselt)
|
Spotbenamingen voor het hoofd [N 109 (2001)]
III-1-1
|
23420 |
hoofdaltaar |
hoofdaltaar:
hoofaltoar (Q077p Hoeselt),
hoogaltaar:
hoogaltôor (Q077p Hoeselt)
|
Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34638 |
hoofdbord |
hoofd:
hø̄t (Q077p Hoeselt),
hoofdbred:
hø̜̄t˱brē̜t (Q077p Hoeselt)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
plag:
plax (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
I-4, III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdkaas:
hø̄tkēs (Q077p Hoeselt)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
kap:
kap (Q077p Hoeselt)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|