25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
inslaan:
enslen
eͅnslən (Q077p Hoeselt),
ènsleun
ēͅnsløn (Q077p Hoeselt)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
ē.nspanǝ (Q077p Hoeselt)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (Q077p Hoeselt)
|
het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
inzouten:
ènzátë (Q077p Hoeselt),
zouten:
zate (Q077p Hoeselt),
zátë (Q077p Hoeselt)
|
inzouten || zouten [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
17593 |
iris |
iris:
iris (Q077p Hoeselt),
oogappel:
oogappël (Q077p Hoeselt)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt (iris, oogappel). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
21915 |
jaarduif |
jaarduif:
jùrdouf (Q077p Hoeselt)
|
Jaarduif.
III-3-2
|
23514 |
jaargetijde |
jaargetijde:
jeurgetij (Q077p Hoeselt),
jaarmis:
jeurmès (Q077p Hoeselt),
jòrmès (Q077p Hoeselt)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34074 |
jaarring |
ring:
ręŋk (Q077p Hoeselt),
(mv)
rē̜ŋ (Q077p Hoeselt)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
18705 |
jacquetjak |
jacquet (<fr.):
džakeͅt (Q077p Hoeselt)
|
jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18566 |
jacquetpak |
rok:
roͅk (Q077p Hoeselt)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|