e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kort onderrokje pisrokje: pisrokske (Hoeselt) onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)] III-1-3
kortademig dempig: dempig (Hoeselt, ... ), slecht kunnen ademen: hij kan slech oime (Hoeselt) hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] III-1-2
korte broek korte broek: een kotte broek (Hoeselt), koͅtə bruk (Hoeselt) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] || korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] III-1-3
korte dikke wortel dikke wortel: dikke wottel (Hoeselt) Korte, dikke wortels (mollestaarten). [N 82 (1981)] III-4-3
korte laars lage stevel: lege stievel (Hoeselt) laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] III-1-3
korte onderbroek? onderbroek: oͅnərbruk (Hoeselt), onderbroekje: onnerbrukske (Hoeselt) Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
korte overjas jacque (<ofr.): [cfr. A.Debever (2003), p. 30]  žak (Hoeselt) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
korter maken triche (fr.) nemen: [Van Dale (FN): triche, gesjoemel, geknoei, vals spel?, rk]  tris néme (Hoeselt) een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)] III-3-1
kortmeel kort: kǫt (Hoeselt), kortmeel: kǫtmę̄ǝl (Hoeselt), kriel: krēǝl (Hoeselt  [(id)]  ) Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3
kortwieken afsnijden: ǭfsnē̜i̯ǝ (Hoeselt), leewieken: lēwikǝ (Hoeselt), scheren: šē̜rǝ (Hoeselt) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12