e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kossem moezel: mūzǝl (Hoeselt) Huidplooi of kwab onder de hals van een rund. [N 3A, 107] I-11
kosten gelden: ps. omgespeld volgens Frings.  woͅ geͅlə də bagə (Hoeselt), ps. omgespeld volgens IPA.  geͅlə (Hoeselt) Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
koster koster: keuster (Hoeselt), köstər (Hoeselt), kùstər (Hoeselt) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] III-3-3
kostschool pensionaat (<fr.): pensionoit (Hoeselt), pensjenoat (Hoeselt) een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)] || kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kerbënôtë (Hoeselt), kermënôtë (Hoeselt), kɛrə’nōͅətən (Hoeselt), kotelet: kortlèt (Hoeselt), koͅrtəleͅtə (Hoeselt) carbonaden || karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] || ribstuk III-2-3
koud, mistig en somber weer droef weer: druuf wèèr  dry(3)̄f wēͅr (Hoeselt), kalm weer: kallem weer  káləm wēͅr (Hoeselt), klam (weer): klamp (Hoeselt), mistig (weer): mistig  mestəx (Hoeselt, ... ), mistlucht: misloch  mesloͅx (Hoeselt), motlucht: motloch  moͅtloͅx (Hoeselt), nevel: nuffel (Hoeselt), nevelweer: nuffel wêr (Hoeselt) koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] || mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koude drukte maken ambras maken: ambras moake (Hoeselt) drukte maken voor niets [N 85 (1981)] III-1-4
koude mist vuile lucht: vaule loch  voͅulə loͅx (Hoeselt), zure lucht: zoere loch  zūrə loͅx (Hoeselt), zure, een: zoer  zūr (Hoeselt) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs bijs: beis  beͅis (Hoeselt), bijs  beͅis (Hoeselt) koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
koudvuur koudvuur: kaad-vuur (Hoeselt), kaat vuur (Hoeselt), kaatvuur (Hoeselt) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2