23879 |
bedevaartvaantje |
vlagje:
vlegske (Q077p Hoeselt)
|
Een vaantje of vlagje dat tijdens een bedevaart gedragen en daarna als gedachtenis aan die bedevaart bewaard wordt, bedevaartsvaantje, -vlagje, pelgrimsvlagje. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24054 |
bediend worden |
bediend worden:
bëdiend jonnë (Q077p Hoeselt)
|
Bediend worden, berecht worden, de laatste sacramenten ontvan-gen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21558 |
bedienen |
bedienen:
bëdienë (Q077p Hoeselt)
|
Iemand bedienen, berechten, iemand de laatste sacramenten toedienen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19213 |
bedorven (persoon) |
bedorven:
mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.
bedeurve (Q077p Hoeselt)
|
met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34540 |
bedorven ei |
rot ei:
rǫd ē (Q077p Hoeselt),
rǫt ē̜i̯ (Q077p Hoeselt)
|
[N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.]
I-12
|
18965 |
bedriegen |
bedriegen:
ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a
bedriegen (Q077p Hoeselt),
bədrigən (Q077p Hoeselt),
kloten:
kloete (Q077p Hoeselt),
ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a gemeen
kloeten (Q077p Hoeselt),
konkelfoezen:
kontrefulzje (Q077p Hoeselt)
|
bedriegen [ZND 01 (1922)] || iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)] || opzettelijk bedrog [konkelfoes, konterband] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18966 |
bedrieger |
bedrieger:
bedrieger (Q077p Hoeselt)
|
iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33344 |
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis |
stallen:
stɛl (Q077p Hoeselt)
|
Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.]
I-6
|
18825 |
bedroefd |
droef:
drûf (Q077p Hoeselt),
ook materiaal znd 23,33
druf (Q077p Hoeselt),
druuf (Q077p Hoeselt)
|
droef [ZND 01 (1922)] || verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19471 |
bedsprei |
bedsprei:
betsprē (Q077p Hoeselt),
beͅtsprē (Q077p Hoeselt),
sprei:
sprē (Q077p Hoeselt)
|
bedsprei [RND] || Een bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)]
III-2-1
|