e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krielkip zinghennetje: zēheŋkǝ (Hoeselt), zēhinǝkǝ (Hoeselt) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
krijgertje spelen katje lopen: /  ketsjë lópë (Hoeselt), [Met afbeelding].  ketsjë lópë (Hoeselt), Om de spelers op te trommelen om aan het spel deel te nemen zingt men: Wê deu mèt ketsjë lóóópe? Als de rij lang genoeg is vangt het spel aan. Dan wordt er uitgepot wie de aantikker wordt. Speler A probeert één van de anderen aan te tikken. Deze moet nu op zijn beurt een andere speler aantikken.  ketsjë lópë (Hoeselt) vangertje spelen [SND (2006)] || Vangertje spelen. III-3-2
krijsen keken: kêke (Hoeselt) een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)] III-4-1
krijt krijt: kręǝt (Hoeselt) Het krijt waarmee het aantal te malen kiloɛs en de naam van de klant op het molenbord worden genoteerd. In Q 88 telde de molenaar volgens de boeren wel eens teveel. Men noemde dat dubbel schrijven (dø̜bǝl šri.vǝ)(Coenen, pag. 178).' [Coe 246; Grof 277] II-3
krioelen krioelen: krioele (Hoeselt), krioelë (Hoeselt), wemelen: wiemĕle (Hoeselt), wriemelen: vriemëlë (Hoeselt) Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)] || Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (krioelen, kriemelen, wriemelen, friemelen, wemelen) [N 108 (2001)] III-1-2
kroep kroep: kroep (Hoeselt, ... ), krop (Hoeselt) Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
kroeshaar kroezelhaar: kroezelhwor (Hoeselt) Kroeshaar (kroezelen, kroezelhaar). [N 109 (2001)] III-1-1
krols lopig: lø&#x0304pex (Hoeselt), wijvermaand: wēͅi̯vərmoͅnt (Hoeselt) loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)] III-2-1
krom, met bochten krom: kromp (Hoeselt) afwijkend van een rechte lijn met een of meer bochten [krom, kromp, slom] [N 91 (1982)] III-4-4
krommen, ombuigen buigen: beugen (Hoeselt), böge (Hoeselt), bögen (Hoeselt), ombuigen: eum böge (Hoeselt), omplooien: ùmploië (Hoeselt) Krommen: een kromme gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien, krom maken) [N 108 (2001)] || Krommen: een kromme, gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien). [N 84 (1981)] || Ombuigen: een andere richting geven (ombuigen, (om)plooien) [N 108 (2001)] III-1-2