23381 |
kroonluchter |
koorluster:
koorluster (Q077p Hoeselt),
luster:
luster (Q077p Hoeselt)
|
Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
26421 |
kroonrad, kroonwiel |
groot rad:
grut rǭǝt (Q077p Hoeselt)
|
Groot horizontaal rad dat in watermolens met meer dan één maalgang op de koning is bevestigd. Het kroonrad doet twee tot vier rondsels draaien die dan elk een steenkoppel kunnen aandrijven. [Vds 80; Jan 105; Coe 91; Grof 101]
II-3
|
26454 |
kropgat |
krop:
krǫp (Q077p Hoeselt),
kropkot:
krǫpkuǝt (Q077p Hoeselt)
|
Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h]
II-3
|
20591 |
kroppen, gezegd van voedsel |
kroppen:
kroppe (Q077p Hoeselt)
|
Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20658 |
kruiden, specerijen |
specerijen:
speesserije (Q077p Hoeselt)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20805 |
kruidnagel |
groffelsnagel:
groffëlsnêugël (Q077p Hoeselt),
kruidnagel:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 15-10
krouitnoagel (Q077p Hoeselt)
|
een kruidnagel (specerij, met een scherpe smaak, in de vorm van een spijker; Fr. clou de girofle) [ZND 01u (1924)] || kruidnagel
III-2-3
|
22580 |
kruidwis |
kruidwis:
Gewijde kruidenwis werd in de woning of stal opgehangen om onheil af te weren.
kraudwès (Q077p Hoeselt)
|
Kruidenwis.
III-3-2
|
22701 |
kruidwis wijden |
{ja}:
bestaat nog
/ (Q077p Hoeselt),
ja
/ (Q077p Hoeselt)
|
Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)]
III-3-2
|
20806 |
kruimel |
breumel:
breumël (Q077p Hoeselt)
|
kruimel
III-2-3
|
24415 |
kruipend ongedierte |
ongedierte:
oͅngədīrtə (Q077p Hoeselt)
|
wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)]
III-4-2
|