e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kroonluchter koorluster: koorluster (Hoeselt), luster: luster (Hoeselt) Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3
kroonrad, kroonwiel groot rad: grut rǭǝt (Hoeselt) Groot horizontaal rad dat in watermolens met meer dan één maalgang op de koning is bevestigd. Het kroonrad doet twee tot vier rondsels draaien die dan elk een steenkoppel kunnen aandrijven. [Vds 80; Jan 105; Coe 91; Grof 101] II-3
kropgat krop: krǫp (Hoeselt), kropkot: krǫpkuǝt (Hoeselt) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kroppen, gezegd van voedsel kroppen: kroppe (Hoeselt) Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)] III-2-3
kruiden, specerijen specerijen: speesserije (Hoeselt) De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)] III-2-3
kruidnagel groffelsnagel: groffëlsnêugël (Hoeselt), kruidnagel: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 15-10  krouitnoagel (Hoeselt) een kruidnagel (specerij, met een scherpe smaak, in de vorm van een spijker; Fr. clou de girofle) [ZND 01u (1924)] || kruidnagel III-2-3
kruidwis kruidwis: Gewijde kruidenwis werd in de woning of stal opgehangen om onheil af te weren.  kraudwès (Hoeselt) Kruidenwis. III-3-2
kruidwis wijden {ja}: bestaat nog  / (Hoeselt), ja  / (Hoeselt) Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)] III-3-2
kruimel breumel: breumël (Hoeselt) kruimel III-2-3
kruipend ongedierte ongedierte: oͅngədīrtə (Hoeselt) wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2