22750 |
lied, liedje |
lied:
e liit (Q077p Hoeselt),
liedje:
leet(j)sje (Q077p Hoeselt),
litsjə (Q077p Hoeselt)
|
lied [GTRP (1980-1995)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND]
III-3-2
|
19061 |
liefde |
hart:
hat (Q077p Hoeselt)
|
warme genegenheid of gehechtheid aan een persoon of zaak [liefde, hart] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19085 |
liegen |
liegen:
liege (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt,
Q077p Hoeselt),
liegen (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
wijsmaken:
wijsmoake (Q077p Hoeselt)
|
bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || liegen [ZND 25 (1937)] || onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lievevrouwepulletje:
livvropèlkë (Q077p Hoeselt),
lievevrouwpulletje:
ook in ZND 16, 006
lievevrōpøləkə (Q077p Hoeselt)
|
lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
liggen (Q077p Hoeselt)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
26438 |
ligger |
legger:
lęgǝr (Q077p Hoeselt),
ligger:
ligǝr (Q077p Hoeselt),
onderste:
ǫnǝrstǝ (Q077p Hoeselt),
onderste steen:
ǫnǝrstǝ stēǝn (Q077p Hoeselt)
|
De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.]
II-3
|
18831 |
lijden |
lijden:
lijen (Q077p Hoeselt)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34185 |
lijfbieden, prolapsus vaginae |
(de) koning stoten:
(de koe) styt dǝ køneŋ (Q077p Hoeselt),
(de koe) støt dǝ kø̄nǝŋ (Q077p Hoeselt)
|
Het uitzakken van de bovenrand van de schede, die dan vooral bij liggende dieren buiten de schaamlippen te voorschijn komt als een roze bal, die meestal gauw min of meer ontstoken raakt. Een prolapsus vaginae ontstaat wanneer er een verslapping optreedt in het weefsel dat de vagina vasthoudt in het bekken. [N 3A, 97; N 52, 30a; A 48A, 44a]
I-11
|
20443 |
lijkbaar |
lijkbaar:
lijkbôor (Q077p Hoeselt)
|
De lijkbaar [liechebaar, baar]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20254 |
lijkenhuisje |
dodenhuisje:
doden heuske (Q077p Hoeselt),
dodënhùskë (Q077p Hoeselt)
|
Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|