19439 |
mangel, wringer |
wringer:
vrénger (Q077p Hoeselt)
|
Toestel met tegen elkaar draaiende cilinders om gewassen linnengoed glad te maken (mangel, wringer) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18924 |
manier |
manier:
menier (Q077p Hoeselt)
|
de wijze waarop men iets doet of waarop iets verricht kan worden [benier, gunstig, manier, gedwasje] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18148 |
manken |
hompen:
hompë (Q077p Hoeselt),
manken:
manke (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (hompe(le)n, manken, lammen, mank lopen). [N 107 (2001)] || Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (honkelen, lammen, knakken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17984 |
mankeren |
mankeren:
mankjèrre (Q077p Hoeselt)
|
Mankeren: mankeren, schelen (schelen, mankeren, het hebben). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34449 |
mannelijk jong van de geit |
bokje:
bø̜kskǝ (Q077p Hoeselt)
|
[N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21]
I-12
|
34051 |
mannelijk kalf |
durenkalf:
dyrǝ[kalf] (Q077p Hoeselt),
durenkalfje:
dȳrǝ[kalfje] (Q077p Hoeselt)
|
[N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.]
I-11
|
34052 |
mannelijk kalf dat van tanden begint te wisselen |
pink:
peŋk (Q077p Hoeselt)
|
Algemeen kan men zeggen dat het hier gaat om een kalf van ongeveer één jaar oud. [N 3A, 16; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
34476 |
mannelijk kuiken |
haantje:
hø̄ŋkǝ (Q077p Hoeselt)
|
[N 19, 41b; L A2, 507]
I-12
|
34393 |
mannelijk schaap |
bok:
bok (Q077p Hoeselt),
bōk (Q077p Hoeselt),
weer:
wiɛr (Q077p Hoeselt
[(ouder)]
)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|
21918 |
mannelijke duif |
hoorn:
won (Q077p Hoeselt),
wuò.n (Q077p Hoeselt),
of hoorn? (c) in bijv. I.3 sub slijpbus// of in afl. pluimvee
nwoin (Q077p Hoeselt),
kropper?:
kropper (Q077p Hoeselt)
|
[3]. Mannetjesduif. || Doffer. [Goossens 1b (1960)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)]
III-3-2
|