34370 |
neusring |
naasring:
nōsręŋk (Q077p Hoeselt),
ring:
rē̜ŋk (Q077p Hoeselt)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
17613 |
neusvleugel |
neusvleugel:
nôosvljùggël (Q077p Hoeselt)
|
Neusvleugel: beweeglijke buitenwand van een neusgat (neusvleugel, neusvleuger) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
18619 |
nevelslinnen mutsje met plooienrand en kinbanden |
slaapmuts:
sluoͅpmuts (Q077p Hoeselt)
|
mutsje, nevelslinnen ~ met een plooienrand en kinbanden {afb} [nevelskepke, - kap, ievelskepke] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
dresen:
drø.sǝ (Q077p Hoeselt)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
18094 |
niersteen |
steen op de nier:
steen oppe niere (Q077p Hoeselt)
|
Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34153 |
niet behouden |
herlopen:
herlōpǝ (Q077p Hoeselt),
herlopen (ww.):
hęrlōpǝ (Q077p Hoeselt)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
34154 |
niet drachtig |
muntig:
mø.ntǝx (Q077p Hoeselt)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
24716 |
niet gedijen |
niet wassen:
nie wâsse (Q077p Hoeselt)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21654 |
niet gunnen |
niet verkopen:
ps. omgespeld volgens Frings.
nī vərkoͅx (Q077p Hoeselt),
ophouden:
ps. omgespeld volgens Frings.
oͅpxa͂gə (Q077p Hoeselt)
|
ze wordt niet gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij is opgehouden?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18220 |
niet passen |
niet mikken:
nie mikke (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
Niet passen, gezegd van kleding-stukken [pronsen, bolderen, flodderen, slodderen] [N 114 (2002)] || niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|