20515 |
ranzig |
garstig:
gaastig (Q077p Hoeselt),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m (e van fel; e van waffel)
gaasetex (Q077p Hoeselt)
|
garstig [ZND 23 (1937)] || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rǭ.pǝ (Q077p Hoeselt)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19558 |
rasp |
rasp:
rasp (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19839 |
raspen |
raspen:
raspe (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
23798 |
ratel van witte donderdag |
klepper:
de klepper (Q077p Hoeselt),
klepper (Q077p Hoeselt)
|
De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20529 |
rauw |
rauw:
raw (Q077p Hoeselt)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
razen:
Nie zó rwozze, kènner, ich krijg koppijn tëvan: Niet zo lawaai maken, kinderen, ik krijg daar hoofdpijn van.
rwo`zzë (Q077p Hoeselt)
|
Razen, stoeien van kinderen, lawaai maken.
III-3-2
|
18868 |
razen en tieren |
razen:
rwozze (Q077p Hoeselt)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
dol:
dul (Q077p Hoeselt)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
duwen:
dawe (Q077p Hoeselt)
|
Met de armen recht vooruit stoten (stoeken, duwen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|