17674 |
rechte, vormeloze benen |
stokken:
stekke van been (Q077p Hoeselt)
|
Rechte, vormeloze benen (stokken, stelten, palen, latten, staken) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
34093 |
rechterachterkwartier |
achterste kwartier rechts:
ē̜stǝ kǝtīr rē̜ts (Q077p Hoeselt)
|
Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d]
I-11
|
34092 |
rechtervoorkwartier |
voorste kwartier rechts:
vi̯ǫstǝ kǝtīr rē̜ts (Q077p Hoeselt)
|
Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c]
I-11
|
24975 |
rechtop |
recht:
rêch (Q077p Hoeselt)
|
rechtopstaand, recht omhoog staand [fiks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17616 |
rechtstaande oren |
flaporen:
flaporen (Q077p Hoeselt)
|
Rechtstaande oren (fik(s)oren, ezelsoren, (f)laporen, spitsoren). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
rêchvjeddich (Q077p Hoeselt)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24082 |
rector |
rector (lat.):
rektor (Q077p Hoeselt)
|
Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18716 |
redingote? |
raglan:
overjas met speciaal ingezette mouwen
reŋlo (Q077p Hoeselt)
|
riddingot, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25083 |
reeks, rij |
rij:
rei (Q077p Hoeselt),
rij (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] || rij [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|
26544 |
regelrad |
rad:
rǭǝt (Q077p Hoeselt),
radje:
rǫtšǝ (Q077p Hoeselt)
|
Rad waarmee men de afstand tussen de beide molenstenen kan regelen. De pan in het pasblok is daartoe op een ijzeren lat bevestigd, die met behulp van het rad op en neer geschroefd kan worden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛlicht, steenlichtɛ.' [Vds 114; Jan 148; Coe 128; Grof 152]
II-3
|