e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slinkse streken valse toer: valse toer (Hoeselt) oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)] III-1-4
slip slip: himəslip (Hoeselt), slip (Hoeselt, ... ) afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] || Afhangend einde van een kledingstuk [slip, klamp] [N 114 (2002)] || hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)] III-1-3
slip-over pullover zonder mouwen: pylovər zoͅŋər māwə (Hoeselt) slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas slipjas: hāvə laŋə slipjas (Hoeselt), slipjas (Hoeselt) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] || jas, zwarte ~ met korte slippen [sem] [N 23 (1964)] III-1-3
slobkous koude voeten: Spottende benaming.  kaa vuut (Hoeselt) voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)] III-1-3
sloffen sloffen: sloeffe (Hoeselt, ... ), slôeffë (Hoeselt) sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)] || Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, klossen, sjroevelen, sjroeffelen) [N 108 (2001)] III-1-2
slok slok: sloek (Hoeselt) teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)] III-2-3
slokdarm slokdarm: sloekderm (Hoeselt) Slokdarm (slikdarm, krop, gorgel). [N 109 (2001)] III-1-1
slons (slodder?) sladder: sladder (Hoeselt) een haveloze, slordige vrouw [slodder, sloor, slons, luns, klons, slos, lameer] [N 85 (1981)] III-1-4
sloothak, slootzeis slootmes: slø̄tmē̜.s (Hoeselt) Hak of zeis waarmee men sloten en beken maait en schoonmaakt. [JG 1a, 1b; N 14, add.; N 18, add.] I-8