e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneuvelen sneuvelen: snövĕle (Hoeselt) in de oorlog omkomen [sneven, sneuvelen] [N 90 (1982)] III-3-1
snijbonen krombekken: krombek (Hoeselt) Een soort van snijboon of van peul waarvan de dop een kromme vorm heeft (krombek, mussebek). [N 82 (1981)] I-7
snijwonde slip: slip (Hoeselt), snijwonde: snijwon (Hoeselt), snit: sniet (Hoeselt) Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (sleuf, kreeuw, vil, slip, schorp, krab). [N 84 (1981)] || Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (snee, krab, krets, vats, sleuf, kreeuw, vil, slip). [N 107 (2001)] III-1-2
snipper snipper: snipper (Hoeselt) een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)] III-3-1
snoepgoed snoep: snoep (Hoeselt) snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)] III-2-3
snoepje kebabbel: kërbabbël (Hoeselt), koeken: kôekkë (Hoeselt), zuurtje: zoerkës (Hoeselt) snoepje || snoepjes, koekjes || zuurtjes (snoepgoed) III-2-3
snoer koord: ku̯ǫt (Hoeselt), snoer: snūr (Hoeselt) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10
snorren ronken: ronke (Hoeselt) een ruisend-brommend geluid maken, gezegd van bijv. een kacheltje [snorren, snorzen] [N 91 (1982)] III-4-4
snot snot: snǫt (Hoeselt) Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12
snotneus snotlikker: snotlekker (Hoeselt) een kind dat zich met zaken bemoeit en daarover een mening geeft, waarvoor het nog te jong is [snotneus, snotter, aap, koetneus, plathoek] [N 85 (1981)] III-1-4