e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spartelen spartelen: spattele (Hoeselt), spattëlë (Hoeselt) Spartelen: met de armen en benen heen en weer slaan (spartelen, spattelen) [N 108 (2001)] III-1-2
spatader spatader: spatojer (Hoeselt) Spatader: plaatselijk uitgezette ader met dikke blauwachtige knobbels; blijvende uitzettting van een ader vooral in de benen (spat, ader, spatader, puilader, aderspat). [N 84 (1981)] III-1-2
spatten spedderen: spèddĕre (Hoeselt) in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)] III-4-4
speciebord plekplank: plɛkplaŋk (Hoeselt), plekschotel: plɛkšōtǝl (Hoeselt) Rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat, van waaraf men de specie tegen de muur strijkt of in de voegen drukt. Zie ook afb. 87. De 'sperwer' bestaat uit een houten draagvlak dat is gemonteerd op een houten steel die naar onderen toe breder uitloopt en zo is uitgehold dat men hem op een knie kan zetten. Het draagvlak is bestemd voor de specie waarmee het plafond werd bepleisterd. De 'sperwer' werd in Q 121 ook 'pleisterstoel' genoemd (Lochtman, pag. 22). [N 30, 10; N 30, 9; monogr.] II-9
speculaas speculatie: spëklôsë (Hoeselt) speculaas III-2-3
speeksel spij: spij (Hoeselt) Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)] III-1-1
speeksel uitspuwen spijen: spae.in (Hoeselt) (speeksel uit)spuwen [RND] III-1-1
speelkaart kaart: eng koht (Hoeselt), Ich hô geen goei kôot krégë (kaartspel): Ik had geen goede speelkaarten gekregen.  kôot (Hoeselt), tuiskaart: tuiskôot (Hoeselt) [1]. Kaart. || kaart [GTRP (1980-1995)] || Speelkaart. III-3-2
speelman, klapspaan klepper: klɛpǝr (Hoeselt), speelman: spēǝlman (Hoeselt) Aan het staakijzer bevestigde houten of ijzeren lat of van armen voorziene ijzeren kop waarmee het schoen in schuddende beweging wordt gehouden. In P 55 had de as vier vlakke kanten. In P 58 en Q 83 waren er respectievelijk vier tappen (tapǝ) en vier tanden (tān) of knotsen (knotsǝ) aan de kop bevestigd (Vanderspickken, pag. 112). De wippelaar uit Q 9 bestond uit hout met leer ertegen. [N O, 14n; A 42A, 18; N D, 32; Vds 150; Jan 157; Coe 138; Grof 159] II-3
speelplaats koer (<fr.): koer (Hoeselt, ... ), speelplek: speelplak (Hoeselt) de plaats voor of bij de school waar de leerlingen voor of na de schooltijd en tijdens de pauzes verblijven [cour, speelplaats] [N 90 (1982)] || Speelplaats. III-3-1