26550 |
steenschroef |
schroef:
šruf (Q077p Hoeselt)
|
Verticale draadspindel die in een gat in de kraanarm zit en van boven aangedraaid kan worden met een moer. Aan de onderzijde van de schroef hangen twee gebogen ijzers of beugels die aan het uiteinde een ringvormig oog hebben. Zie ook afb. 86. [Vds 202; Jan 180; Coe 163; Grof 196; N O, 20h]
II-3
|
26337 |
steenzolder van de watermolen |
maalzolder:
mǫǝlzǫldǝr (Q077p Hoeselt)
|
In het algemeen de eerste verdieping van de watermolen waar zich de stenen en andere toestellen voor de bewerking van het graan bevinden. Zie ook het lemma ɛsteenzolder van de windmolenɛ. Het woorddeel ømolenŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Jan 253; Coe 230; Grof 258; N O, 27a; A 42A, 1]
II-3
|
24383 |
stekelbaars |
stekelbag:
stiekelbach (Q077p Hoeselt),
stekelmet:
stiekëlmet (Q077p Hoeselt)
|
Hoe noemt u de stekelbaars: een vis die in de winter naar zee trekt en in het voorjaar terugkomt naar zoet water om zich voort te planten. Hij heeft geen schubben maar beschermende plaatjes. Op de rug komen drie stekels voor, op de buik twee. Het mannetje [N 83 (1981)] || stekelbaars
III-4-2
|
19744 |
stekker |
prise:
pries (Q077p Hoeselt)
|
stekker
III-2-1
|
21421 |
stelen |
stelen:
stele (Q077p Hoeselt),
stelen (Q077p Hoeselt),
stèlen (Q077p Hoeselt)
|
stelen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
30018 |
stelling |
ezel:
jē̜zǝl (Q077p Hoeselt),
mortiebok:
mǫrtibǫk (Q077p Hoeselt)
|
Doorgaans uit drie poten opgebouwde stellage waar de mortelbak tijdens het vullen op wordt geplaatst. De stelling wordt ook gebruikt bij het beladen van het steenbord. Zie ook afb. 23. Met de termen 'bok' of 'schraag' duidde men in Q 121 een houten schraag met uitstekende dwarsplanken aan. Op de planken werden op heuphoogte van de metselaar de mortel en de stenen gedeponeerd zodat deze zich niet te diep hoefde te bukken. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(mortel)-', '(spijs)-' etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 45c; monogr.; div.]
II-9
|
18158 |
stelpen van bloed |
stelpen:
steulpe (Q077p Hoeselt),
stollen:
stolle (Q077p Hoeselt),
stoppen:
stoppë (Q077p Hoeselt)
|
Stelpen van bloed (struppen, stolpen, stoppen, stollen. [N 107 (2001)] || Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22367 |
stelt |
stelt:
stelt (Q077p Hoeselt)
|
a) elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21602 |
stemmen |
kiezen:
kieze (Q077p Hoeselt)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
doppen:
doppe (Q077p Hoeselt),
doppë (Q077p Hoeselt)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)] || stempelen
III-3-1
|