20476 |
tak van een geslacht |
familie:
femiele (Q077p Hoeselt),
femilzje (Q077p Hoeselt),
fëmielë (Q077p Hoeselt)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24727 |
takken (coll.) |
kroon:
kroon (Q077p Hoeselt)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24707 |
takken krijgen |
takken krijgen:
takke krijge (Q077p Hoeselt)
|
Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33632 |
takkenbos, bussel hout |
motsem:
mietsemen (Q077p Hoeselt),
(m.).
mi̯eͅtsəm}* (Q077p Hoeselt),
schalm:
(m.). (verzameling takken van bomen gekapt).
šalm}* (Q077p Hoeselt)
|
[ZND 01 (1922)]inventarisatie benamingen takkenbos, bussel takken en twijgen alnaargelang houtsoort of boslengte [N 27 (1965)] || takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)]
I-7
|
33690 |
talud |
kant:
kānt (Q077p Hoeselt)
|
De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.]
I-8
|
19650 |
tamme kanarie |
kanarievogel:
kĕrnôrëvógël (Q077p Hoeselt)
|
kanarie
III-2-1
|
24799 |
tamme kastanje |
kerstonzeleboom:
kërstson’zjëlëboom (Q077p Hoeselt)
|
tamme kastanjeboom
III-4-3
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
tā.nt (Q077p Hoeselt
[(mv tān)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
18731 |
tanden poetsen |
tanden schuren:
taan sjoere (Q077p Hoeselt)
|
Tanden poetsen [t. wassen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
32914 |
tanden van de hooihark |
tanden:
tãn (Q077p Hoeselt),
tān (Q077p Hoeselt)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|