e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tak van een geslacht familie: femiele (Hoeselt), femilzje (Hoeselt), fëmielë (Hoeselt) de tak van een geslacht [natie, familie] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)] III-2-2
takken (coll.) kroon: kroon (Hoeselt) Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] III-4-3
takken krijgen takken krijgen: takke krijge (Hoeselt) Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)] III-4-3
takkenbos, bussel hout motsem: mietsemen (Hoeselt), (m.).  mi̯eͅtsəm}* (Hoeselt), schalm: (m.). (verzameling takken van bomen gekapt).  šalm}* (Hoeselt) [ZND 01 (1922)]inventarisatie benamingen takkenbos, bussel takken en twijgen alnaargelang houtsoort of boslengte [N 27 (1965)] || takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)] I-7
talud kant: kānt (Hoeselt) De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.] I-8
tamme kanarie kanarievogel: kĕrnôrëvógël (Hoeselt) kanarie III-2-1
tamme kastanje kerstonzeleboom: kërstson’zjëlëboom (Hoeselt) tamme kastanjeboom III-4-3
tand, tanden tand(en): tā.nt (Hoeselt  [(mv tān)]  ) Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17] I-9
tanden poetsen tanden schuren: taan sjoere (Hoeselt) Tanden poetsen [t. wassen] [N 114 (2002)] III-1-3
tanden van de hooihark tanden: tãn (Hoeselt), tān (Hoeselt) De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d] I-3