33791 |
teellid |
schacht:
ša.x (Q077p Hoeselt)
|
Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b]
I-9
|
33794 |
teelzak |
bors:
bǫ.s (Q077p Hoeselt)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a, 37b en 38]
I-9
|
26521 |
tegengewicht |
zakje zavel:
zɛkskǝ zǭvǝl (Q077p Hoeselt)
|
Het tegengewicht dat aan één uiteinde van het koord bevestigd is wanneer bij het ophangen van de zak gebruik gemaakt wordt van het in het lemma ɛzakhaakɛ onder b. genoemde systeem.' [Grof 186]
II-3
|
21210 |
telefoon |
telefoon:
tellefon (Q077p Hoeselt)
|
het toestel om de menselijke stem over te brengen [telefoon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21211 |
telefooncel |
telefooncel:
tellefooncel (Q077p Hoeselt)
|
het kleine vertrek van waaruit men kan telefoneren [telefooncel, cel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21208 |
telegram |
telegram:
tellegram (Q077p Hoeselt)
|
een per telegraaf overgebracht bericht [telegram, draadbericht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18840 |
teleurgesteld (worden) |
beteuterd:
betötert (Q077p Hoeselt)
|
in zijn verwachtingen bedrogen uitkomend, teleurgesteld [sneu, snul, bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18984 |
teleurstellen |
tegenvallen:
tjègge valle (Q077p Hoeselt)
|
niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24004 |
ten doop houden |
ten doop houden:
tën doop hagë (Q077p Hoeselt)
|
Het ten doop houden, het vasthouden van het kind tijdens de doop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19253 |
ten einde brengen |
vaardig krijgen:
vjerrech krijge (Q077p Hoeselt)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|