e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bleek bleek: bleek (Hoeselt), bleek gezig (Hoeselt, ... ), hè is zoo bleek (Hoeselt), hɛ̄ eͅs zō blēk (Hoeselt) Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)] || hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2
bles bles: blēs (Hoeselt) Witte streep op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 136b; N 3A, 135b] I-11
blijven hangen, blijven plakken plakken: plekke (Hoeselt) ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
blijven wachten blijven: blijve (Hoeselt), blijven (Hoeselt), blijvhe (Hoeselt), wachten: waachte (Hoeselt) blijven [ZND 25 (1937)] || ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)] III-4-4
bliksem, bliksemflits bliksem: bliksem (Hoeselt), weerlicht: weèrlich  wēͅrlex (Hoeselt), wèèrlich  wēͅrlex (Hoeselt) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4
bliksemafleider bliksemafleider: bliksemoafléèr (Hoeselt) Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)] III-2-1
bliksemen bliksemen: het bliksemt (Hoeselt, ... ), ⁄t bliksəmt (Hoeselt, ... ), het bliksump  hət bleksəmp (Hoeselt), t bliksemt  (⁄)t bleksəmt (Hoeselt), weerlichten: het weerlich  hə wēͅrlex (Hoeselt) bliksemen [ZND 21 (1936)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
blindemannetje spelen blinddoeken: blindoekkë (Hoeselt) het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek] [N 112 (2006)] III-3-2
blinken, glimmen, glanzen blinken: blinke (Hoeselt) een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)] III-4-4
bloedaders blote aderen: (enk)  blōtǝn ǫi̯ǝr (Hoeselt), blote aders: blōtǝ ǫi̯ǝrs (Hoeselt) Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c] I-11