e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
urine pis: pis (Hoeselt, ... ), zeik: zeek (Hoeselt), zēk (Hoeselt) urine [N 10c (1995)] || urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
urineren pissen: pisse (Hoeselt), pissë (Hoeselt), ruizelen: roezëlë (Hoeselt), zeiken: zékë (Hoeselt), zēkǝ (Hoeselt) urineren [N 10c (1995)] || urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
ursuline blauwe non: Bló nonnë (Hoeselt), ursuline: Ursëlin (Hoeselt) Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)] III-3-3
vaalbonte koe witbruin (bijvgl. nmw.): wetbrau̯n (Hoeselt) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b] I-11
vaandel drapeau (fr.): drapó (Hoeselt), vaan: André van Dries môes vruggër ènnë përsèèsë dë grótë vôon drôgë.  vôon (Hoeselt) de aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan] [N 112 (2006)] || Vlag, vaan. III-3-2
vaars eenwinter: ē.we.ntǝr (Hoeselt), jaarling: jørleŋ (Hoeselt), vaars: vi̯ēi̯s (Hoeselt), vi̯ǫs (Hoeselt) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelplag: šø&#x0304təlplax (Hoeselt) zo vet als een vaatdoek (schoteldoek) [ZND 08 (1925)] III-2-1
vademen inkrijgen: ēnkrēgǝn (Hoeselt) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader vader: vader (Hoeselt), voir (Hoeselt) vader; dat is zijn vader [ZND 08 (1925)] || vader; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
vagebond vagebond: voagebont (Hoeselt) een persoon zonder vaste woonplaats en zonder middelen van bestaan, vaak met een slecht gedrag [vagebond, kreugekruier, skoefel] [N 85 (1981)] III-1-4