18159 |
verbinden van een wonde |
verbinden:
verbén (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
vërbènne (Q077p Hoeselt)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18940 |
verbruien |
begaden:
begoaje (Q077p Hoeselt),
niet vaardig krijgen:
nie vjerrech krijge (Q077p Hoeselt),
verwoesten:
verwozze (Q077p Hoeselt)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21798 |
verdachte zaak |
rare zaak:
èn raar zōāk (Q077p Hoeselt)
|
een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
22884 |
verdediger |
back (eng.):
bak (Q077p Hoeselt)
|
[4]. Achterspeler bij voetbal.
III-3-2
|
21796 |
verdenken / verdenking? |
verdenken:
verdénke (Q077p Hoeselt)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19377 |
verdieping |
verdiep:
verdiep (Q077p Hoeselt)
|
De verzamelnaam voor een horizontale laag in een huis tussen twee vloeren (verdieping, verdiep, stagie) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24634 |
verdord |
dor:
dor (Q077p Hoeselt)
|
Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
droefheid:
druffĕt (Q077p Hoeselt)
|
een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34155 |
verdrogen |
verzijgen:
vǝrzęi̯gǝ (Q077p Hoeselt)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
34167 |
verdroogde kalf |
dood kalf:
dōt kāf (Q077p Hoeselt)
|
Kalf dat na afgestorven te zijn zonder bederf in de baarmoeder blijft zitten. [N 3A, 42]
I-11
|