34071 |
vetkoe |
vetkoe:
vē̜t[koe] (Q077p Hoeselt),
vęt[koe] (Q077p Hoeselt)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
34274 |
vetmesten |
vetten:
vɛtǝ (Q077p Hoeselt)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
19523 |
vetpot |
vetpot:
veͅtpoͅt (Q077p Hoeselt),
vɛ̄tpoͅt (Q077p Hoeselt)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33665 |
vetweide |
vetwei:
vē̜twē (Q077p Hoeselt),
vętwē (Q077p Hoeselt)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
34215 |
vetweiden |
laten vetgrazen:
lø̜̄tǝ vē̜txrǫzǝ (Q077p Hoeselt),
op de vetweide zetten:
ǫp dǝ vętwē zętǝ (Q077p Hoeselt)
|
Het laten grazen van slachtvee in een speciaal daarvoor bestemde weide. [N 3A, 77b]
I-11
|
33756 |
veulen |
veulen:
vi̯ø.lǝ (Q077p Hoeselt)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
34535 |
vierdeel eieren |
vierdeel:
vi̯edǝl (Q077p Hoeselt)
|
Een vierdeel eieren is volgens het WNT vooral een maat voor granen. Wat een vierdeel eieren inhoudt, is moeilijk na te gaan. De Diksjenaer van ''t Mestreechs zegt dat een viedel eieren een vierendeel van honderd plus één is, dus 26. Heel waarschijnlijk gaat het dus om een vierde deel van honderd.' [L 8, 44; monogr.]
I-12
|
22832 |
vieren |
feesten:
gəfes (Q077p Hoeselt),
houden:
gəha:gə (Q077p Hoeselt),
vieren:
gəvi:rt (Q077p Hoeselt)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
caf, de -:
kafē (Q077p Hoeselt),
caf-drinken, het -:
kaffee drènkë (Q077p Hoeselt),
caf-tijd:
kaffeetijd (Q077p Hoeselt)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)] || vieruurtje
III-2-3
|
23762 |
vigilie |
vigilie (<lat.):
vəgielə (Q077p Hoeselt)
|
De avond vóór een kerkelijke feestdag [vigilie, heiligavond]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|