21741 |
wapenschild |
schild:
sjilt (Q077p Hoeselt)
|
een bord waarop een wapen [bijv. van een legeronderdeel] geschilderd is [schild, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25204 |
warm weerx |
warm (weer):
wèrm (Q077p Hoeselt)
|
warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19717 |
was |
was:
wãs (Q077p Hoeselt)
|
Afscheidingsprodukt uit de wasklieren van de bijen. Voorheen werd de bijenwas veel gebruikt als grondstof voor kaarsen. Momenteel wordt de bijenwas als grondstof vaak vervangen door plantenwas of belangrijk goedkoper te produceren chemicaliën. Nog steeds is de bijenwas van belang voor de bereiding van zalven, kosmetische produkten en boenwas, voor het modelleren van gietvormen en voor medische toepassingen. [N 63, 121a; JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 52; Ge 37, 145; monogr.]
II-6
|
19714 |
wasbord |
wasplank:
waasplank (Q077p Hoeselt)
|
de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
19658 |
wasgoed |
lijnwaad:
lijvet (Q077p Hoeselt),
was:
waas (Q077p Hoeselt)
|
Hoe noemt u het pas gewassen en gedroogd wasgoed? [N105 (2000)]
III-2-1
|
19598 |
wasketel |
marmiet:
mërmit (Q077p Hoeselt)
|
grote wasketel met hengsel
III-2-1
|
19669 |
wasknijper |
wasspang:
waasspang (Q077p Hoeselt)
|
wasspeld, wasknijper
III-2-1
|
32545 |
wasmand |
waskerb:
wãskɛrǝp (Q077p Hoeselt)
|
In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
23443 |
wastafeltje in de sacristie |
lavabo (lat.):
lavabo (Q077p Hoeselt),
lavvebô (Q077p Hoeselt)
|
Het wastafeltje of fonteintje in de sacristie, lavabo. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19520 |
wastobbe, wasteil |
bassin:
m.
baseͅŋ (Q077p Hoeselt),
waskuip:
waaskaup (Q077p Hoeselt)
|
teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || waskuip
III-2-1
|