e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wisselen van de tanden wisselen: wisǝlǝ (Hoeselt) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wisselen van tanden wisselen: wesǝlǝ (Hoeselt) [N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22] I-11
wisselvallig weer nu regent het, dan is het weer schoon: naw rengert het, dan est wier sjoon (Hoeselt), t weer staat te luimen]: het loert  hət lūərt (Hoeselt), loerètech  lūrēͅtəx (Hoeselt) niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)] III-4-4
wit stervormig vlekje op het voorhoofd ster: stār (Hoeselt) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wit (Hoeselt) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
wit zand, stooizand zavel: zoavel (Hoeselt) De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)] III-2-1
witlof witlof: witloof (Hoeselt) witlof I-7
witte abeel witte canadas: witte kannedas (Hoeselt) De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)] III-4-3
witte donderdag witte donderdag: witten donnĕreg (Hoeselt), wittən donnərəg (Hoeselt) De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
witte kaas, wrongel platte kaas: plattë kees (Hoeselt) witte kaas III-2-3