e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woest, onachtzaam lopen razen: rwoze (Hoeselt), vetten: vette (Hoeselt) Woest, onachtzaam lopen (hollen, taffelen, razen, erop los lopen). [N 109 (2001)] III-1-2
woest, wild rijden sturren?: sjteurre (Hoeselt) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1
wolfsgebit, gebroken gebit dobbel gebit: dǫbǝl gǝbī.t (Hoeselt) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wollen muts (kinderen) muts: muts (Hoeselt) muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] III-1-3
wonde wonde: dei won zal smette (Hoeselt), dei won zal zwere (Hoeselt), dei won zal zwèren (Hoeselt, ... ), won (Hoeselt) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonderen doen wonderen verrichten: wonnëre vërrichtë (Hoeselt) Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)] III-3-3
wonen nesten: nesse (Hoeselt), wonen: wūnə (Hoeselt) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || wonen [ZND 08 (1925)] III-2-1, III-4-1
woord woord: e wod, ee wjeudsu, dat zin schoon wjeud (Hoeselt), wuot (Hoeselt) Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [RND] III-3-1
wormbulten knopen: (enk)  knup (Hoeselt) In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk ge√Ønfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.] I-11
wormstekig gesteken: gestêke (Hoeselt), gestoken: gestêke (Hoeselt) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3