18393 |
zak in kledingstuk |
maal:
mōāl (Q077p Hoeselt)
|
Zak in een kledingstuk [zak, tes, maal] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18324 |
zak op een schort |
maal:
maal (Q077p Hoeselt)
|
zak op een schort [pooier] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
26641 |
zak, pungel |
zak:
zak (Q077p Hoeselt)
|
Een zak is de gewone verpakking voor graan. Het woordtype balle wordt gebruikt voor een grote, vierkante zak terwijl pungel wordt gebezigd voor een klein zakje. Een zak woog 100 kg, een balle 50 tot 75 kg en een pungeltje 5 tot 20 kg - Coenen, pag. 177. [Jan 257; Coe 243; Grof 274]
II-3
|
18186 |
zakdoek |
maalplag:
moplax (Q077p Hoeselt)
|
zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22912 |
zakdoek leggen |
maalplag leggen:
(Môplag lègge, niemand zègge.) Zakdoek leggen, niemand zeggen. Kukkelekuuk de haan is daar. Ik heb maar twee paar schoenen aan, één van stof en één van leer. Hier leg ik mijn zakdoek neer.
môplag lègge (Q077p Hoeselt)
|
Zakdoek leggen.
III-3-2
|
20307 |
zakgeld |
pree:
pree (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt),
pree (<fr.):
ps. omgespeld volgens Frings.
prē (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
zakgeld (traktement, pree?) [N 21 (1963)] || zakgeld [traktement, pree?] [N 21 (1963)]
III-2-2, III-3-1
|
26520 |
zakhaak |
haak:
hōk (Q077p Hoeselt
[(id)]
),
kram:
kram (Q077p Hoeselt)
|
IJzeren haakje waarmee de te vullen meelzak wordt opengehouden. Om de zak op te hangen kunnen twee systemen gebruikt worden: a) de zak wordt met vier haakjes rondom de meelpijp bevestigd; b) de zak wordt aan één kant van de pijp aan twee haakjes vastgemaakt, terwijl hij aan de andere kant wordt opengehouden door een derde haakje dat verbonden is met een koord dat over een katrolletje loopt en waaraan een zakje zand of een ander tegengewicht hangt. Dit systeem heeft het voordeel dat de molenaar de kwaliteit van het meel tijdens het malen al kan controleren. In l 265 werd op deze wijze gewerkt. Zie ook afb. 83 en 84. De kram uit Q 77 was een stuk ijzer in de vorm van een hoek van 90ű, dat in het hout werd geslagen en waarin de zak kon worden gehangen. [N O, 24f; Vds 166; Jan 169; Coe 154; Grof 184]
II-3
|
18234 |
zakhorloge |
raap:
rwop (Q077p Hoeselt),
rwŏp (Q077p Hoeselt)
|
uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [knol, raap] [N 86 (1981)] || Zakhorloge. Uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [uur, knol, raap] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
26644 |
zakkenwagentje |
wageltje:
wǭgǝlkǝ (Q077p Hoeselt)
|
Handwagentje waarmee zakken in de molen verplaatst kunnen worden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [Jan 258; Coe 239; Grof 257]
II-3
|
19610 |
zaklamp |
pitslamp:
pitslamp (Q077p Hoeselt)
|
zaklamp
III-2-1
|