id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17693 | zeveren | zeveren: zeuvert (Hoeselt) | Het kind zevert (als het tanden krijgt). [ZND 08 (1925)] III-1-1 |
21772 | zich aanstellen | aanstellerij (zn.): ôonstèllërij (Hoeselt), zich belachelijk maken: zich belaachlek mōāke (Hoeselt) | zich aanstellen [N 102 (1998)] III-3-1 |
18804 | zich bedenken | zich bedenken: zich bedénke (Hoeselt) | van besluit veranderen, van zijn mening terugkomen [zich bedenken, fineren] [N 85 (1981)] III-1-4 |
21298 | zich bemoeien met | moe maken: my makən (Hoeselt), ophouden: ophagen (Hoeselt) | ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)] III-3-1 |
19004 | zich gedragen | zich voegen: zich vûge (Hoeselt) | zich goed gedragen [zich voegen, zich gevoegen] [N 85 (1981)] III-1-4 |
17938 | zich haasten | zich spoeden: spoei-ë (Hoeselt), spoeie (Hoeselt) | Zich haasten (zich haasten, zich spoeden, spujen) [N 108 (2001)] III-1-2 |
19319 | zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon | kakkont: kakkont (Hoeselt), schijter: sjijter (Hoeselt), schijtkont: sjijtkont (Hoeselt), veel kaskenades hebben: vjeul keskenoate heubbe (Hoeselt) | bekakt praten [N 102 (1998)] || zich heel wat inbeeldend, een te hoge mening van zich zelf hebben [veel kak hebben, veil hebben, ophangen, veel gasconnades veil hebben] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19047 | zich inbeelden | denken: ook materiaal znd 27, 39 deeŋkə (Hoeselt) | inbeelden [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
18864 | zich kwaad maken | kwaad worden: koot wjèn (Hoeselt) | zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)] III-1-4 |
24047 | zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor | ondertrouw: onnërtró (Hoeselt) | Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)] III-3-3 |