19348 |
zijn tevredenheid betuigen |
content zijn:
kontant zien (Q077p Hoeselt)
|
zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23360 |
zijpad |
zijgang:
zijgank (Q077p Hoeselt)
|
Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18360 |
zijspleet in de overrok |
zijmaal:
zijmaal (Q077p Hoeselt)
|
zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24725 |
zijtak |
zijtak:
zijtak (Q077p Hoeselt)
|
Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)]
III-4-3
|
27824 |
zijwand |
bred:
brīǝt (Q077p Hoeselt),
bredje:
brei̯tjǝ (Q077p Hoeselt),
karmouw:
(mv)
karmou̯ǝn (Q077p Hoeselt),
mouwen:
moǝn (Q077p Hoeselt),
mōǝ (Q077p Hoeselt)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
24851 |
zijwortel |
wortelen:
(v.).
woͅtələ (Q077p Hoeselt)
|
(dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
21625 |
zilveren één frank |
zilverstuk:
ps. omgespeld volgens Frings.
zilvərstøk (Q077p Hoeselt)
|
1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21624 |
zilvergeld |
zilvergeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
zilvərgeͅlt (Q077p Hoeselt)
|
zilveren geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24401 |
zilvervisje |
slinster:
slinster (Q077p Hoeselt)
|
zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)]
III-4-2
|
18816 |
zin (lust) |
goesting:
goesting (Q077p Hoeselt)
|
het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|