e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijn tevredenheid betuigen content zijn: kontant zien (Hoeselt) zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)] III-1-4
zijpad zijgang: zijgank (Hoeselt) Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijspleet in de overrok zijmaal: zijmaal (Hoeselt) zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)] III-1-3
zijtak zijtak: zijtak (Hoeselt) Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)] III-4-3
zijwand bred: brīǝt (Hoeselt), bredje: brei̯tjǝ (Hoeselt), karmouw: (mv)  karmou̯ǝn (Hoeselt), mouwen: moǝn (Hoeselt), mōǝ (Hoeselt) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zijwortel wortelen: (v.).  woͅtələ (Hoeselt) (dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)] III-4-3
zilveren één frank zilverstuk: ps. omgespeld volgens Frings.  zilvərstøk (Hoeselt) 1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] III-3-1
zilvergeld zilvergeld: ps. omgespeld volgens Frings.  zilvərgeͅlt (Hoeselt) zilveren geldstukken [N 21 (1963)] III-3-1
zilvervisje slinster: slinster (Hoeselt) zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)] III-4-2
zin (lust) goesting: goesting (Hoeselt) het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)] III-1-4