e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broekspijp pijp: peͅipə (Hoeselt) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem broeksriem: bruksrīm (Hoeselt) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak achter achtermaal: ātərmolə (Hoeselt) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij broeksmaal: bruksmāl (Hoeselt) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broer: bruur (Hoeselt) broeder; dat is zijn broeder [ZND 08 (1925)] III-2-2
brompot grommelaar: gruməleͅr (Hoeselt), fr èrre  groemmelèr (Hoeselt), grommelpot: groemelpot (Hoeselt) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1
bromtol zingdop: [Met afbeelding].  zèngdop (Hoeselt) Muziekdraaitol. III-3-2
bron born: biǫn (Hoeselt), buǝn (Hoeselt), bu̯on (Hoeselt), bron: brǫn (Hoeselt), bwon (Hoeselt) bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8, III-4-4
bronstig breustig: brø̄.stǝx (Hoeselt), brø̄stex (Hoeselt) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig op andere koeien springen reddelen: rędǝlǝ (Hoeselt) [N 3A, 9b] I-11