e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aartsbisschop aartsbisschop: aarsbissjop (Hoeselt) Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)] III-3-3
aartsengel aartsengel: aartsèngël (Hoeselt) Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)] III-3-3
aarzelen niet durven: nie goet dôre (Hoeselt), treuzelen: trözĕle (Hoeselt) bang om iets te doen, niet durven doen [aarzelen, twijfelen, tukken, treuzelen, teutelen, draaien] [N 85 (1981)] || uit besluiteloosheid zich weerhouden, niet goed durven [aarzelen, dubben, teutelen, pieraarzen, dobben] [N 85 (1981)] III-1-4
aas in het kaartspel aas: aosse (Hoeselt), aten aes (Hoeselt), āosse (Hoeselt), āōzen (Hoeselt), o`s (Hoeselt), dit is het algemeen woord der Hoeselsche kaartspelers  hatte as (Hoeselt), korte "a  oas (Hoeselt), haas: hattən hoͅis (Hoeselt) Aas in kaartspel. || Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - I. Aas. [DC 52 (1977)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)] III-3-2
absolutie absolutie (<fr.): absëlúsë (Hoeselt) Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
abt overste: jùvvërstë (Hoeselt) Een overste in een klooster, abt [euverste, opperste]. [N 96D (1989)] III-3-3
accijns accijns (<lat.): aksijne (Hoeselt) de belasting op etenswaren [accijns] [N 90 (1982)] III-3-1
achtergebleven hooi harken scharren: šārǝ (Hoeselt) Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.] I-3
achterhaam achterhaam: ā.tǝrhǭm (Hoeselt) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhoofd achterhoofd: aterhöt (Hoeselt) Achterhoofd (achterkop, bol(les)). [N 109 (2001)] III-1-1