e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
distelschopje disselgede: [dissel]gē̜ (Hoeselt) De kleine schop met een stevig, smal (4 à 5 cm) blad en een lange steel of een handvat, speciaal voor het uitsteken van distels. Volgens de zegsman van K 278 voldoet dit gereedschap echter niet goed, want "distels steken is distels kweken; distels trekken is distels nekken"; hij gebruikt er dan ook een haak voor, om de distel met wortel en al uit te trekken. Uit Q 71 wordt nog gemeld dat dit schopje door de boer gewoonlijk zelf gemaakt wordt van een oude zeis; en uit L 330 dat, wanneer een boer wegens ouderdom met het boeren ophield, hij heel vroeger een distelschopje om zijn nek gebonden kreeg, als teken dat hij met het werk op het land stopte. In P 44 is "boomschupje" opgegeven; waarschijnlijk werd voor het uitsteken van distels hetzelfde gereedschap gebruikt als voor het ontschillen van gevelde bomen. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel ''distel'' zie het lemma ''distel''. Zie afbeelding 3.' [N 18, 18a; monogr.] I-3
dobbelsteen blokje: blekske (Hoeselt), bləkskə (Hoeselt), ganzenblokje: om met het gazenspel te spelen  gazebleukskes (Hoeselt) Een dobbelsteen of teerling. [ZND 23 (1937)] || Een teerling (dobbelsteen, Fr. dé à jouer). [ZND 08 (1925)] III-3-2
dobber stop: stop (Hoeselt) de kurken drijver(s) aan het snoer van een hengel [dobber, dop, kurk, upper] [N 112 (2006)] III-3-2
dode dode: den dŏje (Hoeselt), doië (Hoeselt), lijk: lijk (Hoeselt, ... ) het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)] || het lijk [de liech] [N 96D (1989)] III-2-2
dode tak dode tak: doj tak (Hoeselt) Een dode tak (stek). [N 82 (1981)] III-4-3
dodenhuisje dodenhuisje: dodënhùskë (Hoeselt) Een mortuarium, dodenkapel in of bij de kerk. [N 96A (1989)] III-3-3
doedelzak doedelzak: doedelzak (Hoeselt), doedëlzak (Hoeselt) het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak] [N 112 (2006)] || Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)] III-3-2
doek doek: doek (Hoeselt, ... ) doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doek -> [wld iii 2.2] witte doek: n witten doek (Hoeselt), ne witte doek (Hoeselt), ’n witten doek (Hoeselt) een witte doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doel bij verstoppertje spelen add. deraan zijn: Eraan zijn.  trôôn zien (Hoeselt) het doel bij het verstoppertje spelen [buut] [N 112 (2006)] III-3-2