17685 |
ademen |
ademen:
g kos nî ooimə (Q077p Hoeselt),
ich koͅs nī aōīmə (Q077p Hoeselt),
ig kos nie ooime (Q077p Hoeselt)
|
Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
de oire van z`ne kop (Q077p Hoeselt),
de ooiərə van zenə kòp (Q077p Hoeselt),
də āuiərs oͅp zən h"t (Q077p Hoeselt),
een oir wop sneie (Q077p Hoeselt),
ēn ōir wôp snije (Q077p Hoeselt),
n ōͅoər woͅapə snijən (Q077p Hoeselt)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
23767 |
advent |
advent (<lat.):
advent (Q077p Hoeselt, ...
Q077p Hoeselt)
|
De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21448 |
afdingen |
afpingelen:
ps. omgespeld volgens Frings.
ōͅfpeŋələ (Q077p Hoeselt),
pingelen:
ps. omgespeld volgens Frings.
piŋələ (Q077p Hoeselt)
|
beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34247 |
afgeroomde melk |
aflaat:
ōflu̯ǫt (Q077p Hoeselt),
botermelk:
botermelk (Q077p Hoeselt),
dunne melk:
døn mę.lǝk (Q077p Hoeselt)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
34326 |
afgetrokken zeug |
afgezoken zeug:
ǭfxǝzwǫkǝ [zeug] (Q077p Hoeselt)
|
Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.]
I-12
|
23965 |
afgunst |
jaloersigheid:
zjëloezëghèds (Q077p Hoeselt)
|
Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23966 |
afgunstig |
jaloers:
zjëloes (Q077p Hoeselt)
|
Afgunstig. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18039 |
afhangend gezwel |
knobbel:
knôebbël (Q077p Hoeselt),
knop:
knôep (Q077p Hoeselt),
kwabbel:
kwabbel (Q077p Hoeselt)
|
Een afhangend gezwel (kwabbel, knoebel, knoep, lel) [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17583 |
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) |
frou (fr.):
froe (Q077p Hoeselt)
|
Kortgeknipt haar met alleen van voor een afhangend kuifje (ponnie, fru(fru), bles, stroef, kapoel). [N 109 (2001)]
III-1-1
|