e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoeselt

Overzicht

Gevonden: 5126

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ademen ademen: g kos nî ooimə (Hoeselt), ich koͅs nī aōīmə (Hoeselt), ig kos nie ooime (Hoeselt) Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)] III-1-1
ader ader: de oire van z`ne kop (Hoeselt), de ooiərə van zenə kòp (Hoeselt), də āuiərs oͅp zən h"t (Hoeselt), een oir wop sneie (Hoeselt), ēn ōir wôp snije (Hoeselt), n ōͅoər woͅapə snijən (Hoeselt) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)] III-1-1
advent advent (<lat.): advent (Hoeselt, ... ) De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)] III-3-3
afdingen afpingelen: ps. omgespeld volgens Frings.  ōͅfpeŋələ (Hoeselt), pingelen: ps. omgespeld volgens Frings.  piŋələ (Hoeselt) beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] III-3-1
afgeroomde melk aflaat: ōflu̯ǫt (Hoeselt), botermelk: botermelk (Hoeselt), dunne melk: døn mę.lǝk (Hoeselt) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afgetrokken zeug afgezoken zeug: ǭfxǝzwǫkǝ [zeug] (Hoeselt) Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12
afgunst jaloersigheid: zjëloezëghèds (Hoeselt) Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)] III-3-3
afgunstig jaloers: zjëloes (Hoeselt) Afgunstig. [N 96D (1989)] III-3-3
afhangend gezwel knobbel: knôebbël (Hoeselt), knop: knôep (Hoeselt), kwabbel: kwabbel (Hoeselt) Een afhangend gezwel (kwabbel, knoebel, knoep, lel) [N 107 (2001)] III-1-2
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) frou (fr.): froe (Hoeselt) Kortgeknipt haar met alleen van voor een afhangend kuifje (ponnie, fru(fru), bles, stroef, kapoel). [N 109 (2001)] III-1-1