32660 |
ploegstaart |
staart:
štart (L426z Holtum)
|
Het schuin naar achteren staande hout of ijzer, dat achter aan de ploegboom is bevestigd, van boven uitloopt in of voorzien is van een handvat en dat dient om de ploeg te besturen. [JG 1a + 1b; N 11, 31.I.i + j; N 11A, 84h; monogr.]
I-1
|
32687 |
ploegstok |
kulterstek:
kø̜ljtǝrštɛk (L426z Holtum),
mestkluppel:
[mest]klø̜pǝl (L426z Holtum),
ploegstek:
[ploeg]štɛk (L426z Holtum)
|
Vroeger had men bij het ploegen een stok in de hand om mest en aarde die zich aan het kouter en andere werkende delen van de ploeg hadden vastgezet te verwijderen, om mest in de voor te duwen, om aardkluiten te breken, om de paarden aan te drijven en om er bij het ploegen op te steunen. Dat was een 1 à 1.5 meter lange stok die ofwel - uit een daarvoor geschikte tak gesneden - een gaffelvormig uiteinde had, ofwel van een schopje was voorzien, ofwel van onderen was aangepunt. Hier en daar kende men echter - en dat betreft vooral de hieronder vermelde geerd-benamingen - een 3 tot 4 meter lange, op een vishengel gelijkende roede of twijg, waaraan van onderen een schopje zat en die van boven vaak voorzien was van een gevlochten (zweep)koord. Soms werd de ploegstok - als men daarvoor tenminste niet een ander stuk hout gebruikte - achter aan de ploeg vastgemaakt om als tweede staart te dienen. Vergelijk het lemma hefhout ca. Voor het (.. .) gedeelte van varianten zie men de lemmata ploeg en (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 32f + 36; N 11A, 102; monogr.]
I-1
|
32665 |
ploegvoetje |
slof:
šlof (L426z Holtum)
|
De slede-achtige voorsteun van een voetploeg. In plaats van een slof kon aan deze voorsteun ook een wieltje bevestigd zijn (of worden). Zie hiervoor het volgende lemma. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2a-1, 4; N 11, 31.III.a + IV.b + V.a; N 11A, 92c]
I-1
|
32667 |
ploegvoetstaander |
slofijzer:
šlof˱īzǝr (L426z Holtum)
|
De verticale lat die de slof of het wieltje met de ploegboom verbindt. Dit onderdeel dient bij een bepaald type ploeg tevens om de diepte van de voor te regelen. In de ploegboom is dan een holte waar de staander door gaat. De staander heeft een rij gaatjes en in de ploegboom zitten ook twee gaatjes ter weerszijden van de opening. Een spie die door ploegboom en staander gestoken wordt, bevestigt het geheel. [N 11, 31.III.b; N 11, 31.V.b; monogr.]
I-1
|
32726 |
ploegvoor |
voor:
vōr (L426z Holtum)
|
Onder ploegvoor wordt verstaan de lange, rechte geul die telkens ontstaat wanneer de ploeg een strook aarde lossnijdt en naar links of naar rechts omkeert: de open voor dus tussen het reeds geploegde en het nog te ploegen deel van de akker in. Vaak worden de ploeggeul en de daaruit afkomstige, omgekeerde aarde als één geheel gezien. Het woord voor of voord is derhalve niet alleen op de open voor van toepassing, maar meestal ook op de daaruit opgeploegde reep aarde ernaast (zie het volgende lemma). De termen ploegvoor, akkervoor en bouwvoor, die voor de betrokken plaatsen - meestal naast voor - werden opgegeven n.a.v. N 11, 58 "de gewone voor die bij het ploegen telkens ontstaat", zijn misschien ook of eerder op te vatten als benaming voor de regelmatig, geploegde bovenlaag van de akker (zie het lemma bouwvoor). Opgaven waarmee een greppel of een vaste, als loop- of als afwateringsgeul gebruikte voor bedoeld wordt, zijn in dit lemma niet opgenomen. [N 11, 58; N 11A, 129d; N P, 11a; JG 1a + 1b; A 18, 1a; L 8, 63; L 24, 27; S 41; Wi 4 + 15; GV, Ml; div.; monogr.]
I-1
|
32666 |
ploegwieltje |
ploegrullen:
[ploeg]rø̜lǝ (L426z Holtum),
rullen:
rø̜lǝ (L426z Holtum)
|
Het wieltje dat (in plaats van een slof) deel uit maakt van de voorsteun van een voetploeg. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 32c + 33d; N 11A, 93c; A 26, 4b add.; L 4, 4b add.; monogr.]
I-1
|
18544 |
pofbroek |
pofboks:
pôf bôks (L426z Holtum)
|
plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21078 |
poffen |
op de pof kopen:
[kopen / gelden op basis van lemma kopen, rk]
op də pôf (L426z Holtum)
|
afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18420 |
pofmouw |
pofmouw:
pôfmoe (L426z Holtum)
|
pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18292 |
polsmof |
stuik:
vgl. Van Dale (DN): Stauche, (pols)mof
sjtoek (L426z Holtum)
|
polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)]
III-1-3
|